Macht & Pracht
1695
De Ennemaborgh in Midwolda
Midwolda was ooit de belangrijkste plaats in het Wold-Oldambt. De imposante kerk met zijn vier torens sierde het zegel van het Oldambt. Het dorp lag te midden van een uitgestrekt veengebied waar mogelijk al vanaf het jaar 1000 nederzettingen werden gesticht. Uit de overlevering blijkt dat het Wold-Oldambt een rijke en vruchtbare streek was. Net als op talloze andere plaatsen in Groningen zullen er in Midwolda machtige boeren zijn geweest. In de 13de eeuw begonnen deze boeren, vaak hoofdelingen genoemd, steenhuizen te bouwen. Een van die steenhuizen was de oorsprong van de tegenwoordige Ennemaborgh.

De Ennemaborgh in 1966. Foto: Edens' luxe- en huish. Art. - www.beeldbankgroningen.nl (1986-13036)
Met dit huis is wel iets vreemds aan de hand. Het stond namelijk niet in Midwolda. Het dorp lag toen zeker anderhalve kilometer verder naar het noorden. Waarom het steenhuis juist op deze plek is gebouwd, is onduidelijk. Wanneer het huis precies is gebouwd is ook onbekend. In een oorkonde uit 1391 wordt een hoofdeling Sebo Ennens uit Scheemda genoemd. Hij zou ook bezittingen in Midwolda hebben gehad. Naar hem zou de Ennemaborgh genoemd zijn. Pas twee eeuwen later wordt wat meer duidelijk over de Ennemaborg. Het huis is dan in het bezit van een zekere Rinnelt Duircken en zijn vrouw Wya Sebes. Aangenomen wordt dat Wya Sebes een nakomeling van Sebo Ennens was. Wya Sebes was de eigenares van het huis. Haar man was door zijn huwelijk met haar eigenaar geworden.
Te nat
De toenemende vernatting en uiteindelijke overstroming van de Dollard maakte het leven in het oude Midwolda steeds moeilijker. Tussen 1250 en 1300 werden veel dorpen in het gebied rond de Dollard verlaten of verplaatst. Midwolda werd in die periode verplaatst naar de tegenwoordige omgeving. Alleen de oude kerk, Ol Kerke, bleef op een hoogte op de kwelder liggen.

Hoe het huis er aan het eind van de 17de eeuw uitzag, kunnen we afleiden uit een tekening van J. Stellingwerf. Hierop zien we een waterburcht met twee forse zeshoekige torens die beide door een uivormige spits worden bekroond. Achter het huis zijn nog twee spitse torens zichtbaar, misschien van een poortgebouw. Aan de raamindeling lijkt het huis een indeling als een langhuis te hebben, zoals die bijvoorbeeld ook bij de borg Piloersema in Den Ham te zien is. Hier bevindt zich een op de begane grond liggende zaal. Daarnaast zijn er een kelder met daarboven een opkamer.
Wonen als jonkers
In de loop van de 17de eeuw kwam het huis door vererving in handen van de familie Clinge, die hoorden bij de stedelijke magistraten van Groningen. Anna Maria Clinge was getrouwd met Wilhelmus Hora. Hora en zijn vrouw wilden op een vergelijkbare manier wonen als de Ommelander jonkers. In de periode 1681 – 1695 werd het hele gebouw afgebroken en verrees de huidige borg. Daarbij werd de noordelijke gevel opgetrokken in een vrij donkere, grijsbruine baksteen. De toepassing van klezoren bij de vensters past bij een bouwperiode die vóór ca 1750 ligt. De zijgevels en achtergevel zijn gebouwd uit veelal hergebruikte stenen, waaronder kloosterstenen. Die stenen zijn helder rood en waarschijnlijk van de voorgangerborg afkomstig. De gracht om het gebouw werd gedempt en er werd een baroktuin omheen aangelegd. Hora kocht ook veel landerijen in de omgeving op.

Johan Hora, de zoon van Wilhelmus en Anna Maria, was een belangrijk en aanzienlijk man. Hij speelde op godsdienstig gebied een belangrijke rol in het Oldambt. Hij was er als kerkvoogd mede verantwoordelijk voor dat de bouwvallige Ol Kerke van Midwolda werd gesloopt en een nieuwe kerk in het dorp werd gebouwd. Zijn kleinzoon, Johan Hora Siccama, liet als kerkvoogd het fraaie Hinzorgel in de kerk plaatsen.
Perziken, abrikozen en appelsienen
Het vierkante huis had acht grote kamers met enkele kleinere vertrekken en keukens. Aan de oostzijde lag het schathuis, de boerderij die bij het landgoed hoorde. Verder verrezen er broeierijen en trekkassen, waar perziken, abrikozen en appelsienen werden gekweekt. Ten noorden van de borg, aan de overkant van de weg werd door het uitbaggeren van veen een meer van vijf hectare gevormd waar eenden en zwanen werden gehouden en waar de borgbewoners konden zeilen en spelevaren.
In 1812 overleed Johan Hora Siccama op de borg. Zijn vrouw was al eerder overleden. Het huis werd geërfd door Willem Hora Siccama die het huis in 1817 liet veilen. Twee Friese beleggers, Isaac Telting en Johannes Petrus van Beijma kochten het landgoed. Zij woonden niet op de borg, maar stelden rentmeesters aan. Die waren verantwoordelijk voor de ontginning van de zuidelijk van de borg gelegen venen. Naast de verkoop van turf werd er ook regelmatig hout uit de bijbehorende bossen verkocht. In 1837 werd Oeds Oedses de Leeuw rentmeester op de borg. Die bleef op de Ennemaborgh wonen tot zijn dood in 1892 waarna vader en zoon Maarten Tiddens en Jan Renge Tiddens rentmeester werden. Zij begeleidden de laatste fase van de vervening en ook de verkoop van hout liep terug.
Restauratie
In 1946 verkreeg Staatsbosbeheer de Ennemaborgh. In 1965 kocht de Stichting Het Groninger Landschap het landgoed. De stichting zorgde voor een ingrijpende restauratie van het gebouw dat vervallen was geraakt. Het Groninger Landschap verhuurt sinds 1992 de borg aan de kunstenares Maya Wildevuur, die er exposities houdt en er haar atelier heeft.