Groningen Stad

1815 tot 1939

De Groningse schouwburg

De Groningse schouwburg aan de Turfsingel vierde in 2008 haar 125 jarig bestaan. Het eerste gebouw in de stad dat exclusief was bestemd voor toneelvoorstellingen was een initiatief van een groep welgestelde inwoners. Eind negentiende en begin twintigste eeuw was het toneel uitermate populair.

De Groningse schouwburg

Groningen Nieuwe Schouwburg, detail ansichtkaart uit 1907. - www.beeldbankgroningen.nl (1986-05708)

In andere Nederlandse steden verrezen speciale theatergebouwen waar verschillende gezelschappen speelden. Ook in Groningen ontstond de wens om een schouwburg te laten bouwen. Op 8 oktober 1883 werd het eerste schouwburggebouw in de stad Groningen in gebruik genomen. In het imposante moderne ontwerp van F.W. van Gendt was plaats voor 800 bezoekers. De openingsvoorstelling ging gepaard met feestelijke toespraken, een ouverture van het orkest van de harmonie en een blijspel van Byron (Onze jongens), opgevoerd door het toneelgezelschap van Willem van Zuijlen. Na de openingsvoorstelling werd het blijspel nog vijf avonden gespeeld.

Sociëteiten

Hoewel de schouwburg het eerste echte toneelgebouw in de stad was, werden ook vóór 1883 al toneelstukken opgevoerd. Verschillende amateur-gezelschappen speelden in sociëteitsverband. Deze sociëteiten hadden een besloten karakter maar geen vaste speelruimte. In de stad werden zaaltjes gehuurd. Elk gezelschap had leden, voornamelijk uit de hogere standen, waarvan een klein deel acteerde en het overige deel toeschouwer was. De aankondiging van voorstellingen verliep via bekendmakingsbriefjes aan leden en geïnteresseerden. Er werd geen reclame gemaakt. Rond 1800 waren er, naast talloze kleine gezelschappen, twee toneelgroepen met een min of meer vaste speelruimte. Zij werden in de volksmond vernoemd naar de sociale positie van de groep die overwegend de voorstellingen bezocht.

Het ene gezelschap werd de ‘Heeren-komedie’ genoemd, dit huurde een zaal aan de Pausgang, en de andere groep was de ‘Burger-komedie’, die eerst aan de Grote Leliestraat en vanaf 1803 aan de Poelestraat speelde. Het gezelschap van de Heeren-komedie streefde in 1797 naar een eigen gebouw. Met financiële steun van de stadsbevolking werd datzelfde jaar voor 8000 gulden een gebouw opgericht aan de Nieuwe Kijk in ’t Jatstraat. Dit gebouw wordt vaak beschouwd als de voorloper van de huidige schouwburg. De toneelgroep had honderd leden (honderdvijftig in 1805), waarvan er dertig toneel speelden en de rest het publiek vormde. Er was zo veel belangstelling voor de voorstellingen, dat mensen vaak moesten staan. Toneelstukken werden in deze tijd alleen gespeeld door amateurgezelschappen. Het niveau was erg wisselend. Er was wel een aantal goede acteurs, maar meestal stelde het spel niet veel voor en ook het repertoire was niet bijzonder.

Tooneelverbond

In 1870 werd het ‘Tooneelverbond’ opgericht om de kwaliteit van het toneel te verbeteren. Het verbond richtte een toneelschool op in Amsterdam en ook een kritisch tijdschrift. Mede hierdoor ging men in heel Nederland en dus ook in Groningen meer eisen stellen aan toneelspel en -ruimte. In 1878 werd een comité opgericht dat met financiële hulp van 216 leden en een garantie van de gemeente een schouwburg liet bouwen. Nadat de financiën rond waren, ging het comité op zoek naar een geschikte locatie. Er waren verschillende mogelijkheden, maar uiteindelijk werd gekozen voor de Turfsingel waar toen nog het arsenaal stond. Omdat de vesting in 1874 was afgebroken, werd dit niet meer gebruikt. Voor het ontwerp van het gebouw werden ingenieur-architect F.W. van Gendt J.G.zn. uit Arnhem en architect H.P. Vogel uit Den Haag aangenomen. Het gebouw kreeg in 1884 een telefoonaansluiting en had telefoonnummer 11. In 1891 werd er centrale verwarming aangelegd. Tot die tijd gebruikten bezoekers waterstoven om zich warm te houden. Hoewel dat in de meeste toneelzalen wel gebruikelijk was, mochten bezoekers van de schouwburg hun jassen niet aanhouden. Vooral in de winter zal het bijwonen van een voorstelling daarom een koude aangelegenheid zijn geweest.

Publiek in de schouwburg tijdens een voorstelling (1954). - Foto: Fotobedrijf Piet Boonstra, www.beeldbankgroningen.nl (1785-00361)
Publiek in de schouwburg tijdens een voorstelling (1954). - Foto: Fotobedrijf Piet Boonstra, www.beeldbankgroningen.nl (1785-00361)

Sarah Bernhardt

Een hoogtepunt in de eerste jaren van de Schouwburg was het optreden van de wereldberoemde actrice Sarah Bernhardt. In 1897 kwam zij naar Groningen om de titelrol te spelen in La Dame aux Camélias van Alexandre Dumas. Bernhardt werd met alle égards ontvangen op het gloednieuwe station en reed vervolgens in een open rijtuig door de stad waar een toegestroomde menigte haar toejuichte. Haar voorstelling werd druk bezocht, ondanks de hoge prijzen (zes gulden voor de eerste rang).

De Schouwburg werd draaiende gehouden door zeven bestuursleden en een aantal werknemers, waaronder de bureaulist, de boekhouder, de toneelmeester en de conciërge. De ‘bureaulist’ gaf de plaatsbriefjes voor de verschillende rangen af. De boekhouder verzorgde niet alleen de boekhouding maar ook de correspondentie. Hij beheerde de kasgelden en de voorraden kaarten. Hij gaf reductie- en vrijkaarten uit en verzorgde de afrekening met gezelschappen. De toneelmeester verzorgde de techniek bij voorstellingen. Hij onderhield het decor en de toneelbenodigdheden en adviseerde bij de aanschaf van nieuw materiaal.

Ten slotte was er een conciërge die bij de schouwburg woonde en naast zijn salaris kosteloos water, licht en brandstoffen kreeg. Hij bewaarde alle sleutels van het gebouw op een genummerd bord in zijn huis. Hij opende het gebouw en sloot het weer af. Hij zorgde voor klein onderhoud en hield eens per jaar een grote schoonmaak. Ook verzamelde hij de gevonden voorwerpen en bewaakte hij het gebouw. Als manusje-van-alles was de conciërge het boegbeeld van de Schouwburg en van zijn gedrag werd daarom veel verwacht. In de instructies voor het personeel is te lezen:

‘Hij gedraagt zich bescheiden en godsdienstig jegens allen, welke tot hem in betrekking staan of komen, met name jegens zijn medebeambten en het tot het tooneel behoorende personeel. Bevelen, hem door het bestuur gegeven (…) komt hij nauwkeurig na.’