Groningen Stad

1648 tot 1815

De naam en faam van orgelbouwer Arp Schnitger in Groningen

Voor orgelliefhebbers betekent de naam Arp Schnitger hetzelfde als Stradivarius voor violisten of Rembrandt voor schilders. Schnitger was een orgelbouwer uit de zeventiende eeuw met een grote reputatie: zijn instrumenten hadden een herkenbare stijl en grote kwaliteit. Schnitgers werk was en is van grote invloed op orgelmakers en organisten en nadat hij in 1691 het orgel van de Martinikerk onder handen had genomen, stroomden de opdrachten in Groningen binnen. Van Schnitger zijn dertig orgels in min of meer originele staat bewaard gebleven, waarvan er maar liefst elf in Noord-Nederland te vinden zijn.

De naam en faam van orgelbouwer Arp Schnitger in Groningen

Het front van het Schnitgerorgel van de Martinikerk in Groningen (detail). - Foto: Kees Kugel

Groningen, 1691

Arp Schnitger fronst zijn wenkbrauwen. Hij is nu al twee dagen in de Martinikerk om de toestand van het orgel te inventariseren en een plan op te stellen voor restauratie en hij heeft nog wel een dag nodig om inzicht te krijgen in de ontstane orgelbouwtechnische chaos. Op verzoek van het stadsbestuur heeft hij vanuit Hamburg, waar de orgelmakerij is gevestigd, de lange reis naar Groningen gemaakt. De Martinikerk is beschadigd tijdens het beleg van Groningen door Bernard van Galen, bisschop van Münster, bijgenaamd Bommen Berend. Ook het orgel heeft schade opgelopen. In 1685 geeft het stadsbestuur Jan Helman, van huis uit uurwerkmaker, de opdracht het orgel te repareren. Hoewel hij als uurwerkmaker een uitstekend vakman is, blijken zijn kwaliteiten als orgelmaker onvoldoende om dit karwei te klaren. Als hij in 1690 sterft, laat hij een onvoltooid orgel achter. Het stadsbestuur is op zoek naar een oplossing en wendt zich tot de beroemde orgelmaker Arp Schnitger. Hij krijgt de opdracht het orgel te repareren en uit te breiden. Schnitger maakt een bestek, tekent in 1691 het contract en zet zijn knechten aan het werk in de Martinikerk.

Een half jaar later wordt het herstelde orgel opgeleverd. De heren bestuurders zijn zo content met de vakkundige en snel werkende Schnitger dat ze hem de opdracht geven het orgel opnieuw uit te breiden. De schrijnwerker en latere stadsbouwmeester Allert Meijer maakt links en rechts van het orgel de kasten voor twee pedaaltorens, waarin de pijpen van de 'Prestant 32 voet' een plaats krijgen. Dat is een register met indrukwekkende pijpen: de langste pijp is 9,60 meter, oftewel: 32 voet.

Probleem

Hadden de knechten van Schnitger hun baas kunnen mailen, bellen of appen, ze hadden het zeker gedaan. We zien ze midden in de strenge winter van 1692 kleumend bij elkaar staan onder het orgel van de Martinikerk. Voor hen liggen de enorme pijpen van de 'Prestant 32 voet', per schip uit Hamburg aangevoerd. Met behulp van scheepsmasten zijn ze in de gewenste vorm gebogen en nu moeten ze worden gesoldeerd. Maar wat de voor geen kleintje vervaarde orgelmakersknechten ook proberen: het lukt niet in de ijskoude kerk de soldeerbouten in het vuur op temperatuur te krijgen en te houden. Goede raad is duur! Uiteindelijk wordt besloten de pijpen in elkaar te zetten met vlas en lijm. Deze pijpen zullen niet optimaal hebben geklonken. Bij de restauratie door Jürgen Ahrend in 1976 is deze creatieve noodmaatregel pas ontdekt. Ahrend heeft de pijpen van de Prestant 32 voet, de enige die in Nederland van Schnitger bewaard is, op de juiste wijze gesoldeerd.

Prijs en kwaliteit

Van het een komt het ander. Door zijn efficiënte bedrijfsvoering, zijn goede planning en natuurlijk door de kwaliteit van zijn instrumenten wordt Arp Schnitger een veelgevraagde orgelmaker in Stad en Ommelanden. Zo levert hij in 1697 een zeer groot orgel af in de Der Aa-kerk te Groningen en in 1697 bouwt hij een orgel voor de Lutherse Kerk. Helaas zijn beide instrumenten verloren gegaan: het orgel van de Der Aa-kerk werd verwoest door de instorting van de toren in 1710, het orgel van de Lutherse Kerk werd vervangen door een orgel van Van Oeckelen. In oktober 2017 wordt een door Bernhardt Edskes gebouwde kopie van dit orgel in gebruik genomen.

Een heel belangrijke factor is ook de prijs van de orgels van Arp Schnitger: hij slaagt erin grote orgels te bouwen voor een veel lagere prijs dan die men gewend is. Hij maakt daarbij wel onderscheid tussen dorpsorgels, stadsorgels en orgels voor een adellijk slot. Het rijkst uitgevoerd zijn de slotorgels. Veel invloedrijke organisten prijzen in het Groningerland de orgels van Schnitger aan. De belangrijkste onder hen zijn Petrus Havingha (organist van de Martinikerk te Groningen) en Johann Eytzen (organist van de Der Aa-kerk).

Het grootste orgel van de Ommelanden

Op 26 april 1699 laat Arp Schnitger de klopper vallen op de deur van de Menkemaborg in Uithuizen. Hij brengt daar geen beleefdheidsbezoek, maar is gekomen om het contract voor de bouw van een geheel nieuw orgel in de Dyonisiuskerk te tekenen. Als hij is binnengelaten, wordt hij ontvangen door jonker Willem Alberda en zijn broer Unico Allart. Na enige plichtplegingen wordt het contract getekend. Onderaan het document is een schuldbekentenis toegevoegd: Schnitger ontvangt voor de bouw van het orgel 1600 carolusguldens. Het orgelbalkon, de orgelkasten en het snijwerk worden uitgevoerd door Allert Meijer en Jan de Rijk, voor 900 Carolusguldens. Het nieuwe orgel voor de Dyonisiuskerk wordt het grootste orgel op het Groninger platteland (een hoofdwerk en een rugwerk met ieder tien registers en een pedaal met acht stemmen), maar gelet op de hoge kwaliteit van de gebruikte materialen en de rijke uitvoering is het geen dorpsorgel, maar een slotorgel.

<p>Het orgel in de Dyonisiuskerk van Uithuizen. - Foto: Kees Kugel</p>

Het orgel in de Dyonisiuskerk van Uithuizen. - Foto: Kees Kugel

De bouw van het orgel van Uithuizen wordt overgelaten aan Schnitgers meesterknechten Johannes Radeker en Rudolf Garrels. Hoewel Schnitger heeft geklaagd dat hij aan het orgel van Uithuizen niets heeft verdiend, aangezien het werk werd uitgevoerd door twee schelmen en dagdieven van knechten, krijgen Radeker en Garrels een extraatje na de oplevering. In het orgel zijn bij de restauratie in 2001 wel speelkaarten en een Goudse pijp gevonden. Het bouwen van orgels in Noord-Duitsland en Noord-Nederland en het leveren van orgels aan Engeland, Portugal, Rusland en Spanje is nu eenmaal niet mogelijk zonder het inschakelen van vele knechten. Schnitger kan, zoals hij ook zelf heeft verklaard, maar op één plaats tegelijk aanwezig zijn, zeker in een tijd zonder snelle middelen van vervoer.

Familie

In zijn persoonlijke leven zijn Arp Schnitger rampen niet bespaard gebleven. In 1707 sterft zijn vrouw Gertrud Otte. In 1713 trouwt hij met Elisabeth Koch. In 1708 verdrinkt zijn zoon Hans bij het zwemmen in de Elbe. In 1712 sterft zijn vijfentwintigjarige zoon Arp in Hamburg aan de pest. Beide zonen waren werkzaam in de orgelmakerij. Zijn zoons Johann Jürgen en Franz Caspar zetten na de dood van Arp Schnitger de orgelmakerij voort.

Veranderd

Arp Schnitger heeft veel gereisd. Niet alleen tekent hij zelf de contracten voor de bouw van orgels, hij bezoekt ook regelmatig door hem gebouwde orgels en geeft adviezen over onderhouds- en reparatiewerk. Zijn bedoeling is dat niet alleen zijn tijdgenoten, maar ook hun kinderen en kleinkinderen plezier zullen hebben van de door hem gebouwde orgels. Gelukkig heeft hij niet geweten hoe respectloos (naar onze huidige restauratie-opvattingen) er door latere generaties met zijn orgels is omgegaan. Een groot aantal orgels van Arp Schnitger is ten prooi gevallen aan de drang tot modernisering en vervanging.

Zijn laatste reis maakt Arp Schnitger rond de jaarwisseling van 1718/1719 naar Zwolle, om te onderhandelen over de bouw van een groot nieuw orgel in de Michaelskerk. Mogelijk is zijn gezondheid niet bestand geweest tegen een dergelijke reis in winterse omstandigheden. Hij overlijdt op 28 juli 1719 en wordt bijgezet in de kerk van Neuenfelde. Aan het leven van misschien wel de grootste orgelbouwer aller tijden is een eind gekomen.

Naast het orgel van de Dionysiuskerk in Uithuizen bouwde Schnitger nog meer instrumenten in Groningen:

1691-92 Groningen, Martinikerk (uitbreiding en reparatie bestaand orgel)
1693 Groningen, Pelstergasthuiskerk (in 1861 verhuisd naar Peize)
1695-96 Harkstede, Hervormde kerk (grondig verbouwd in 1908)
1696 Noordbroek, Hervormde kerk
1694-97 Groningen, Der Aa-kerk (verwoest in 1710)
1696-99 Pieterburen, Petruskerk (in 1901 verhuisd naar Mensingeweer)
1698 Nieuw Scheemda, Hervormde kerk
1699 Groningen, Lutherse kerk (in 1896 vervangen)
1700-01 Uithuizen, Dionysiuskerk
1700-02 Groningen, Broerkerk (in 1815 verhuisd naar de Der Aa-kerk)
1704 Eenum, Hervormde kerk
1704 Godlinze, Pancratiuskerk

Het was in de achttiende en negentiende eeuw niet ongebruikelijk om complete orgels te verhuizen naar een andere kerk, zoals dat gebeurde in bijvoorbeeld de Pelstergasthuiskerk of in de kerk van Pieterburen. Daarnaast zijn orgels gebruiksvoorwerpen en zijn ze in de loop der eeuwen vaak gerestaureerd, waarbij soms kleine delen, maar soms ook hele registers werden vervangen. Het is dus niet altijd duidelijk in hoeverre een orgel nog echt een Schnitgerorgel mag heten.

Naast de tand des tijds was er ook nog de mens en zijn veranderende smaak. Vooral in de negentiende eeuw zijn veel orgels gemoderniseerd en uitgebreid; er werden grotere of sterkere windvoorzieningen geplaatst, waardoor het orgel van klank veranderde.

Geen enkel Schnitgerorgel is vandaag de dag precies hetzelfde als direct na de oplevering. De orgels in Uithuizen, Nieuw-Scheemda, Eenum, Godlinze en de Der Aa-kerk worden in het algemeen nog wel als relatief authentieke 'Schnitgers' gezien.

Een nieuwe Schnitger

De Stichting Reconstructie Schnitger-orgel Lutherse Kerk Groningen financiert in 2016 en 2017 de bouw van een replica van het verloren gegane Schnitgerorgel uit de Lutherse kerk in Groningen. Dat orgel werd in 1896 vervangen door een modern exemplaar. De oplevering van de nieuwe 'Schnitger' is gepland voor 31 oktober van het Reformatiejaar 2017, precies 500 jaar nadat Maarten Luther zijn 95 stellingen publiceerde.