75 jaar vrijheid

1500 tot 1945

'Doorvragen, doorvragen, doorvragen': de Joodse geschiedenis van Groningen

'Wie iets te weten wil komen over de mensen van lang geleden, moet doorvragen, doorvragen, doorvragen.' Dat is de tip van Jan Bos (1937) die de bezoekers van het verhalencafé op 3 maart 2020 meekrijgen. De avond wordt georganiseerd door De Verhalen van Groningen en de Stichting Folkingestraat Synagoge. In de synagoge wordt in 2020 een nieuwe museale opstelling gerealiseerd en de Stichting is op zoek naar verhalen, herinneringen en voorwerpen die vertellen over het Joodse leven in de provincie Groningen. De aanwezigen, waaronder een aantal nazaten van Gronings-Joodse families, weten inderdaad het nodige bij te dragen.

'Doorvragen, doorvragen, doorvragen': de Joodse geschiedenis van Groningen

Schrijver Bertien Minco (1963) trapt af. Haar grootvader en broer trokken aan het begin van de twintigste eeuw van Ootmarsum naar Beilen, om van daar in 1920 de sprong te wagen naar Groningen. 'Ze waren cowboys uit de mediene, hadden zin om iets groots te ondernemen,' vertelt Minco. 'Ze hadden in Beilen een mantelfabriekje en richtten zich in Groningen op de confectie. Daar waren al grote spelers: Levie, Van Dam, Muller. De broers besloten om het lagere segment te gaan bedienen met goedkopere pakken voor de gewone man. Broer Karel had in Engeland sweatshops gezien en bracht het lopendebandwerk naar Groningen: een naaide alle mouwen, een ander alleen maar zakken en zo werd het kledingstuk door verschillende handen in elkaar gezet.'

Opa Salomon overleed in 1933 aan darmkanker en liet een weduwe met twee kinderen achter, onder wie Minco's vader. In de oorlog werden Joodse bedrijven geäriseerd, wat betekende dat de Joden werden onteigend. 'Mijn oom wilde die arisering vóór zijn en verkocht de zaak, onder het beding dat hij het bedrijf na de oorlog weer kon terugkopen. Hij dook onder, maar werd verraden en vergast. Mijn oma en haar kinderen overleefden de oorlog wel, ze hebben ontzettende mazzel gehad.'

Lokaal en duurzaam ondernemen en een sjoel heropenen

Minco's vader Manuel ging na de oorlog ook de confectieindustrie in. 'Hij begon in 1958 een ateliertje aan het Boterdiep en maakte jassen. In de jaren '50 en '60 bloeide de Groninger kledingindustrie en werkten er wel 10.000 man. Veel van die bedrijven werkten samen in de 'Stijlgroep Groningen', een soort keurmerk voor kwaliteitswaar. Maar in de jaren zestig kwam de globalisering op en daarmee ook het uitbesteden van het naaiwerk naar lagelonenlanden. Mijn vader deed daar niet aan mee. Hij kwam in een nichemarkt terecht. Ik herinner me geen armoede, maar wel schrapen. We aten geen toetjes.'

Vader Minco kende nog een laatste grote succes. 'Toen raakte de college coat in de mode: een donkerblauwe wollen jas met raglanmouwen, geruite voering en een ceintuur. Heel vrouwelijk Vindicat en Albertus Magnus liep erin. Nu zou hij een prijs hebben gekregen voor lokaal een duurzaam ondernemen, maar toen kon hij het niet bolwerken. In de jaren zeventig ging het mis.'

Manuel Minco had naast het kledingvak evenwel nog een andere grote liefde: de synagoge in de Folkingestraat. 'Hij was ervan overtuigd dat het weer een sjoel moest worden. De Groninger Joden wilden dat eerst niet: al die lege stoelen vormden alleen maar pijnlijke stille getuigen. Maar hij heeft als voorzitter de Joodse gemeenschap opgepept om geld bij elkaar te leggen voor een restauratie. Mijn ouders hebben genoten van de heropening in 1981.'

<p>Confectie-atelier M&uuml;ller en Co. Foto Persbureau D. van der Veen, Groninger Archieven&nbsp;</p>

Confectie-atelier Müller en Co. Foto Persbureau D. van der Veen, Groninger Archieven 

Gerzon

De kledingindustrie in Groningen was vooral voor de oorlog het werkgebied van veel Joden. Maar ook in de veehandel en vleesindustrie hadden ze een groot aandeel. Bart Kempinga (1949) is de huidige eigenaar van de gebouwen van Gerzon's Vleeschconservenfabriek, waar hij onder andere een meubelfabriek heeft gehad. Hij reageert op het verhaal van Minco: 'Voor uw moeder heb ik nog af en toe laatjes voor de naaimachinetafels gerepareerd. Hun atelier aan het Boterdiep was bij mij aan de overkant.'

De Joodse slager Juda Abraham Gerzon begon het fabriekje in de Oude Ebbingestraat. Twee van zijn zoons verhuisden het bedrijf in 1892, na de dood van hun vader, naar het Boterdiep, waar ze de fabriek uitbouwden. In 1930, in de crisistijd, ging het bedrijf echter ten onder.

'Twee andere zoons Gerzon waren nog veel succesvoller,' vertelt Kempinga, die het een en ander heeft opgezocht over de geschiedenis van de eigenaren zijn bedrijfspand. 'Eduard en Lion trokken naar Amsterdam en begonnen daar een zaak in manufacturen. Dat deden ze heel goed, want al snel openden ze een heel grote zaak aan de Kalverstraat, waar nu een H&M in zit. Ze hadden overal filialen, ook in Groningen. Waar nu Perry Sport zit, zie je bovenin de gevel nog een globe met daaronder twee G's, één voor elke broer. Ook in Rotterdam hadden ze een winkel en op Soerabaja in Bandung ook. In het hoofdkantoor van Gerzon in Amsterdam zit nu een NH Hotel.

'Doorvragen'

Jan Bos (1937) is schrijver van het boek Tiggeljong en heeft geen verhalen te delen over Joodse Groningers, maar wel over familieonderzoek. 'Mijn ouders hadden een café in Onderdendam en daar hoorde ik als kind al allerlei verhalen. Als je op zoek wilt naar familieverhalen van lang geleden, dan raad ik je aan: ga spitten, ga doorvragen, doorvragen, doorvragen. Er zijn van die familieverhalen en anekdotes die van generatie op generaties worden doorgegeven. Je moet doorzetten en je vastbijten.'

Bertien Minco: 'Ik vind het ontroerend te bedenken dat die verhalen ergens nog in mensen zitten.'

Puzzelstukjes

Anneke Michel (1955) en Fenna van der Zwaag (1957) kunnen daarover meepraten. Zij zijn van het  Joodse Schooltje in Leek. 'Tien jaar geleden kregen we via via een fotoboek in handen. We wisten dat het moest gaan om een album van een joodse familie, maar dat was het enige. De foto's waren allemaal van onbekenden, er stonden weinig bijschriften bij. Bij één foto stond 'ons huis'. Als bij toeval ontdekten we dat dat een huis aan de Turfsingel was. Via archiefonderzoek kwamen we erachter wie daar gewoond hebben en toen konden we puzzelstukjes in elkaar gaan schuiven. Het album blijkt van Golda van Coevorden. Het was een ontzettend zoekwerk, maar het is ons uiteindelijk gelukt om de meeste foto's en personen te beschrijven.'

Bertien Minco: 'Wat bijzonder. Je familie herken je, dat is iets heel bijzonders. Ik zag een fotootje bij een achterachterneef van een vrouw die leek op mijn opa. Ik herkende iets van hem in haar. De neef wist niet wie zij was, maar mijn tante Sienie herkende de vrouw: het was de moeder van mijn opa, mijn overgrootmoeder.'

Familierelaties spelen tijdens de avond een belangrijke rol. 'Is dat familie van die en die?' wordt er regelmatig gevraagd. Of er komt uitleg: 'Een broer van mijn opa was getrouwd met een van de familie X' of; 'zijn moeder kwam uit plaats Y en haar oma was er een van de familie Z'. Is het typerend voor de Joodse gemeenschap?

Confectie

Martha Nieswaag (1949) werkte vroeger in het confectieatelier van Van Dam. 'Ik kwam van school en wilde geld verdienen. Het was in de jaren zestig. Ik kwam terecht op de afdeling herenkleding, aan zo'n soort lopende band. Er werkten wel honderd mensen. Ik was vijftien, eigenlijk mocht ik helemaal nog niet werken. Als de arbeidsinspectie kwam, werd ik in een kast gestopt. Tot halverwege de jaren zeventig heb ik daar gewerkt. Ik herinner me dat het assortiment herenkleding op den duur steeds minder werd. Er kwamen luiers en dergelijke voor in de plaats.'

<p>Verhalencaf&eacute; in Forum Groningen.</p>

Verhalencafé in Forum Groningen.

'Joodse streken'

Tineke de Danschutter 'Na de oorlog werd de veemarkt weer opgebouwd. Een aantal Joodse handelaren kwam weer terug. Ik vroeg me af of iemand weet hoe toen alles veranderde?'

De aanwezigen kunnen De Danschutter niet helpen. Minco: 'De Joodse veehandelaren hadden een eigen codetaal, dat weet ik wel. Ze gebruikten jiddische woorden om prijsafspraken te maken.'

Tineke de Danschutter: 'Precies. Mijn schoonouders hadden daarom een hekel aan Joden. Ze voelden zich bedrogen. Misschien was dat ook antisemitisme...'

Ina Tempel-Bollegraaf (1957): De broer van mijn opa had een kledingzaak aan de Folkingestraat, nummer 35. Als een klant een jasje paste, pakte hij het midden achterop vast om het strak te trekken en dan zei hij: 'Het zit perrr...fect!'' De aanwezigen lachen. 'Het is een echt Bollegraaf-verhaal.' De vijf kinderen Bollegraaf speelden samen in de Bollieband. Joodse muziek, ze speelden onder andere op koninginnedag en Groningens Ontzet.'

Joodse invloed

Een van de aanwezige toehoorders vertelt dat ze is opgegroeid in Winschoten, waar een grote Joodse gemeenschap was. 'Ik ben een echte Sodommer, zoals ze ook wel zeggen over mensen uit Winschoten. Op mijn vijftiende ging ik ook in de manufacturen werken. Ik ben niet Joods, maar mijn man zegt dat ik allerlei Joodse uitdrukkingen gebruik. Hij komt uit Hoogezand en als ik zoiets zeg – ik weet zo snel geen voorbeelden – dan zegt hij: 'Dat ken ik niet, dat zal wel Jiddisch zijn.' Ik ben me er niet zo van bewust.'

Een andere aanwezige: 'Na de oorlog zat ik op de openbare jongensschool, waar ook zes of zeven Joodse jongens zaten. Aptroot, De Haas, dat zijn namen die ik me herinner. De Joodse jongens waren op vrijdag en zaterdag vrij. Dat vonden wij, de anderen, onzin. Toen zijn we gaan staken. De schoolleiding bedacht vervolgens dat we dan maar zwemles moesten krijgen op vrijdag. Het zal 1954 geweest zijn.'

De aanwezigen van de organisatie en de onderzoekers die werken aan de museale tentoonstelling in de Synagoge Folkingestraat kijken na afloop terug op een geslaagde avond. Aan het weefsel van verhalen dat ze al hadden opgebouwd, zijn weer een paar mooie draden toegevoegd.

Verhalencafés

Stichting Folkingestraat Synagoge en De Verhalen van Groningen organiseerden in februari en maart 2020 een tweetal Verhalencafés over de Joodse gemeenschap in de Duits-Groningse grensregio. De Verhalencafés vonden plaats in de bibliotheek van Winschoten en in het Forum Groningen in de stad. 

Het project van de SFS en de EJS over de Joodse gemeenschap in de grensregio wordt ondersteund vanuit INTERREG V A Programma Deutschland-Nederland met een subsidie van € 200.000,00 uit het Europese Fonds voor Regionale Ontwikkeling.