75 jaar vrijheid

Onderduiker in Losdorp

Bakkersleerling Jo Olinga werd opgeroepen om in Duitsland te werken, maar wist aan de Grüne Polizei en de SD te ontkomen. Hij dook de rest van de oorlog onder in een schuilplaats in Losdorp. Gedurende de oorlog nam het aantal razzia’s op het Groninger platteland flink toe, maar Olinga wist telkens uit handen van de bezetter te blijven. In de laatste oorlogsdagen werd er zwaar gevochten in de omgeving van Losdorp. Olinga sloot zich aan bij de Binnenlandse Strijdkrachten (BS), die het bevrijdingsleger moesten helpen.

Onderduiker in Losdorp

Het dorpsgezicht in naoorlogse jaren. Losdorp, 1948. Foto Jos Pe, Groninger Archieven

Bakkersleerling Johannes ‘Jo’ Olinga was achttien jaar oud toen de oorlog uitbrak. Hij werkte destijds bij een bakker in Middelstum, maar werd al snel opgeroepen om in Duitsland te werken. Daar gaf hij geen gehoor aan, en aanvankelijk leverde dit geen problemen op. Begin 1943 ging Olinga als brood- en banketbakker aan de slag bij bakkerij Brauns in Delfzijl. Een gewaagde keuze, want naast de bakkerij zat het lokale hoofdkwartier van de beruchte Sichterheidsdienst (SD).

Arbeitseinsatz

Ondertussen ontstond er in Duitsland een steeds groter wordende vraag naar arbeidskrachten. Jo Olinga moest zich op een ochtend bij de Grüne Polizei in de stad Groningen melden, en werd door hen naar een werkkamp in Osnabrück gestuurd. Olinga wist echter op spectaculaire manier te ontkomen en vluchtte van Groningen terug naar Delfzijl. Hij was ’s middags alweer aan het werk in de bakkerij, maar al snel stond ook de SD op de stoep. Uiteindelijk vluchtte hij via Biessum naar zijn ouderlijk huis in Losdorp.

Jo Olinga begreep dat het nu menens was en dat hij moest onderduiken. Op het erf van zijn ouders richtte hij een schuilplaats in, onder een mesthoop. Het was trouwens niet zo dat Olinga de gehele dag in de schuilplaats hoefde te verblijven: ondertussen werkte hij bij kwekers en fruittelers in de buurt. Olinga verbleef de rest van de oorlog als onderduiker in Losdorp en Huizinge.

Razzia’s

In het najaar van 1943 nam het aantal huiszoekingen en razzia’s op het Groninger platteland flink toe. De bezetter zette daarbij honderden manschappen in. Op 16 februari 1944 vond er een massale razzia plaats in de gemeente Bierum. Aan de klopjacht op onderduikers namen ruim duizend Duitsers deel. De hele regio werd uitgekamd. Jo Olinga besloot het dorp te verlaten. Hij vluchtte via de weilanden naar Kolhol, Zijldijk en ’t Zandt.

Olinga: “Ik was bekaf en ondanks de kou was ik doornat van zweet. Mijn benen en voeten bloedden vreselijk, want mijn sokken en klompen waren ergens in de modder achtergebleven. Dus ik had grote afstonden op blote voeten door rietstoppels gerend.” Uiteindelijk kwam hij aan het einde van de middag weer in Losdorp aan. De razzia was beëindigd en er waren tachtig mensen gearresteerd. Toch waren de razzia’s nog niet voorbij: de volgende maanden bleven ze veelvuldig plaatsvinden.  

Laatste oorlogsdagen

In de laatste oorlogsdagen werd er zwaar gevochten in de omgeving van Losdorp. Jo Olinga sloot zich aan bij de Binnenlandse Strijdkrachten (BS), die het bevrijdingsleger moesten helpen met hand-en-spandiensten en de openbare rust diende te handhaven. De eerste dag dat Olinga voor de BS op wacht stond, werd zijn fiets gestolen door een Canadese soldaat. Dat was niet geheel vreemd: in Losdorp waren Canadezen ingekwartierd die de mooiste gestolen horloges om hun pols hadden. Ook leden van de BS, die Olinga ‘een ongeorganiseerde gekkenboel’ noemde, plunderden hier en daar flink.

Er werd onophoudelijk geschoten. In Losdorp was de brug opgeblazen en werd er met behulp van een praam een provisorische brug gebouwd. Vlakbij die brug stond een huis dat door de Canadezen was gevorderd als noodhospitaal. Tijdens één van de laatste oorlogsnachten stak Olinga de brug over maar struikelde over iets op de kade. Het bleek een gesneuvelde Canadese soldaat te zijn. Olinga keek om zich heen – het waren er zelfs achttien. Het noodhospitaal had de lijken op de kade gelegd om ruimte te maken voor de gewonden. Intussen waren er Canadese Rode Kruissoldaten aangekomen om de lijken mee te nemen naar het oorlogskerkhof in Wirdum. Ze hadden de gestruikelde Olinga als gesneuvelde aangezien. “En net op het moment dat ze mij wilden optillen, kwam ik overeind. Ze schrokken zich lam, ik ook.”

Na de oorlog

Na de oorlog weigerde Jo Olinga om vijf ‘moffenmeiden’ uit Losdorp te arresteren. Hij moest gelijk zijn spullen inleveren bij de BS commandant. Olinga ging weer aan het werk bij bakkerij Brauns in Delfzijl. Op 28-jarige leeftijd werd hij eigenaar van een bakkerij in Bierum, waar hij elf jaar eerder zijn bakkersloopbaan als leerling was begonnen. Inmiddels bestaat de Bakkerij Olinga bijna zeventig jaar en is bestierd door drie generaties Olinga.

Bronnen

Beukema, H. Onderduiker in Noordoost Groningen. Delfzijl: Maritext VOF (2015).