Groningen Stad

1957

Een opklapbed in Kostverloren

In het voorjaar van 1957 ontvingen mijn ouders de sleutel van hun nieuwe flat aan de Adriaan van Ostadestraat in de wijk Kostverloren in Groningen. Het was het een lot uit de loterij: een gloednieuwe woning met centrale verwarming en een badkamer met een douche. Het huis bevond zich aan de rand van de stad, met uitzicht op de weilanden en met aan de overkant van de straat een school en een speeltuin.

“We waren er erg blij mee,” zo vertelt mijn nu 80-jarige moeder. “Vooral ook met de waskelder onderin de flat en ook nog wel in onze portiek. In plaats van een ruimtevretend lavet zoals in ons vorige huis, was er nu een gemeenschappelijke, grote ruimte in de kelder van het flatgebouw. Er waren echte professionele wasmachines en strijkijzers en zelfs een wasdroger! Iedereen had een vaste tijd waarop er van de ruimte gebruikt kon worden gemaakt. Je deed er de was, sprak elkaar nog eens en er was een, met een glazen wand afgescheiden, speelhok waar de kinderen konden spelen. Het was ideaal,” herinnert mijn moeder zich. En dat alles onder het waakzame oog van een toezichthoudende mevrouw.

Interieur

Voor de inrichting van de flat gingen mijn ouders altijd naar de Goed Wonen-winkel van de familie Stokhorst aan de Bloemsingel. Ik herinner me het linoleum op de vloeren waarop je prima kon knikkeren, de kleine rotan stoelen, die jarenlang nog in mijn studentenkamers zouden staan en het Pilastro boekenrek aan de muur. Tekeningen prikten wij gewoon op de muur want we hadden geen behang, maar een soort stromatten als wandbekleding; niemand kan zich meer herinneren hoe het precies heette. En we hadden natuurlijk geen vitrage voor de ramen.

Verhaaltje voor het slapengaan

Er waren twee slaapkamers in de flat: een grote ouderslaapkamer en een kleine kinderslaapkamer. In de kinderslaapkamer pasten eigenlijk geen twee bedden, maar daar was ook een oplossing voor: wij hadden namelijk opklapbedden. Die van mij stond tegen de ene muur en die van mijn twee jaar oudere zusje tegen de muur er tegenover. Overdag was er zo ruimte om te spelen: de bedden waren opgeklapt tegen de muur. Je zag alleen de brede houten bovenplank met het gordijn met zwart met witte paarden erop. ’s Avonds werden de gordijnen weggeschoven, de bedden naar beneden geklapt en de twee rubberen banden, die het beddengoed op hun plaats hielden, losgemaakt. Tussen de bedden was dan net genoeg ruimte voor mijn vader om gehurkt, voor het slapengaan, een verhaaltje te vertellen over het aapje Apelotje, of voor te lezen uit Jip en Janneke. Televisie was er immers nog maar amper.

Britta Schmidt op het opklapbed terwijl haar moeder een verhaaltje vertelt - Foto: familie Schmidt
Britta Schmidt op het opklapbed terwijl haar moeder een verhaaltje vertelt - Foto: familie Schmidt

Natuurlijk kon je als kind daarna direct gaan slapen. Maar het was veel leuker om de gordijnen zo zacht mogelijk weer rondom je bed te dicht te schuiven. Wel heel voorzichtig, zodat ze het in de woonkamer ernaast niet zouden horen. Mijn bed werd zo een donkere tent, een boot of wat ik maar wilde. De poppen en knuffels van boven op de houten plank verhuisden naar beneden en zo kon je nog tijden spelen en zelf verhalen verzinnen. Mijn poppen voeren, veilig vastgegespt onder de weer vastgemaakte rubberen riemen, over de zee, of gingen op vakantie naar Frankrijk. En natuurlijk kon je zonder ook maar de vloer te raken overstappen op het bed van je zusje, zodat je nog meer speelruimte had.

'Omringd door twee kerkhoven en een crematorium'

Ondertussen bouwde de stad Groningen verder aan haar nieuwe buitenwijken. Aan de noordkant van de stad werd Selwerd aangelegd. Wie wil daar nou wonen: “omringd door twee kerkhoven en een crematorium”, werd er gezegd. Maar voor mijn ouders lonkte de ruimte: er werden eengezinswoningen gebouwd, met vier slaapkamers en een tuin. In de zomer van 1964 werd het huis aan de Mispellaan betrokken. Mijn moeder kocht voor het eerst van haar leven een wasmachine. En ik kreeg een eigen slaapkamer met een gewoon bed. De tijd van het opklapbed was definitief voorbij.