Macht & Pracht

1327

Expositie: Coopluydenmarkt Appingedam

Elk jaar, op de eerste vrijdag in augustus, vindt in Appingedam de Coopluydenmarkt plaats. Het historische centrum wordt dan geheel in middeleeuwse sferen gehuld, met boogschieten, ridderspelen, valkeniers, middeleeuwse muziek, een warenmarkt en bedelaars. Ter ere van de dertigste editie van de Coopluydemarkt maakte De Verhalen van Groningen in 2019 een expositie over het roemruchte verleden van deze middeleeuwse stad aan het water. Dit is de digitale versie!

Expositie: Coopluydenmarkt Appingedam

Gezicht op Appingedam in de randversiering van een kaart van Groningen door de gebroeders Wilhelm en Frederik Coenders van Helpen, circa 1678. 

Wonderen op de wierde

Hoofdpijn, een vervelende hoest of een mank been? In de middeleeuwen kon een bezoekje aan Appingedam in plaats van naar de dokter wel eens helpen. In de kloosterkerk hing een kruis met bijzondere krachten. Dit ‘crucifix van mirakelen’ zou mensen kunnen genezen ‘van allerhande siekten’. Dat Appingedam waarschijnlijk een bedevaartsoord was, weten we door een handschrift uit 1664. De schrijver daarvan hoorde van het wonder van ‘olde luijden, self genesen’. Het kruis zelf was toen al lang verdwenen, net als het klooster. 

Het klooster van Appingedam werd omstreeks 1330 gesticht. De gebouwen stonden op De Wierde. De monniken besteedden al hun tijd aan de geestelijke zorg in hun omgeving. Ze leefden in armoede en hadden geen bezittingen. Voor hun levensonderhoud waren de kloosterbroeders afhankelijk van bedelen of liefdadigheid.  

Het klooster werd in 1562 opgeheven. De gebouwen verdwenen daarna stukje bij beetje. In 1705 werd als laatste de kloosterkerk afgebroken. Wat nu nog aan het klooster herinnert, zijn de straatnamen Monnikenpad en Broerstraat. Aan het begin van de laatste stond ooit de kloosterpoort. 

<p>Gezicht op Appingedam, in 1665 geschilderd door&nbsp;Claes&nbsp;Hendericx. Helemaal links is de kloosterkerk zichtbaar, rechts de Nicolaikerk. Collectie Gemeente&nbsp;Appingedam.&nbsp;</p>

Gezicht op Appingedam, in 1665 geschilderd door Claes Hendericx. Helemaal links is de kloosterkerk zichtbaar, rechts de Nicolaikerk. Collectie Gemeente Appingedam. 

Handjeklap en hoefgetrappel

Handel en Appingedam horen bij elkaar, al eeuwen lang. In de dertiende-eeuwse kloosterkroniek van Wittewierum staat Appingedam genoemd als forum, het Latijnse woord voor markt. De Damsters heten er cives foresenses, ‘marktburen’.  

In de middeleeuwen had Appingedam een aantal belangrijke markten. Aan het begin van de zestiende eeuw waren er een wekelijkse markt en vier grote jaarmarkten. De belangrijkste daarvan was de Broerkermis. Die werd in september gehouden in de Broerstraat bij het klooster. Ook waren er ‘kermissen’ in de week na Pasen, in augustus met Maria Hemelvaart en op 20 oktober, de dag voor de feestdag van Sint Ursula en de Elfduizend Maagden. Deze zullen vooral gehouden zijn in de brede Wijkstraat, vlakbij de Nicolaikerk. Het woord kermis komt dan ook van kerke-misse.  

Zo’n jaarmarkt was meer dan alleen een plek waar koopwaar werd aangeboden. Voor de bezoekers was er allerlei vermaak, soms net iets té veel naar de smaak van de stadbestuurders. In 1783 verboden zij ‘coorddansers, gogelaars of zogenaamde quaksalvers, draaiborden, dobbelspel’, evenals kramen met ‘verleidende spelen’. Beroemd was de Damster paardenmarkt, die tot omstreeks 1930 gehouden werd in de Wijkstraat. Met de Coopluydenmarkt, die sinds 1990 wordt georganiseerd, keert ieder jaar de historische marktdrukte weer terug in het Damster stadshart.  

<p>De Wijkstraat met links het raadhuis en de Nicolaikerk. Aan de overzijde van de straat zaten&nbsp;veel&nbsp;bedrijven die waren toegerust op de markten. Op de stoep&nbsp;rechts&nbsp;staat een noodstal, waarin paarden beslagen konden worden. Tekening ui

De Wijkstraat met links het raadhuis en de Nicolaikerk. Aan de overzijde van de straat zaten veel bedrijven die waren toegerust op de markten. Op de stoep rechts staat een noodstal, waarin paarden beslagen konden worden. Tekening ui

Het Damsterdiep: een snelweg over water

Goede land- en waterverbindingen zijn onmisbare levensaders voor een stad. En jawel: Appingedam heeft beide! Daarom groeide het uit tot een belangrijke handelsstad. Niet alleen de Stadsweg – de oude verbinding tussen Groningen en Emden – loopt door Appingedam, maar ook het Damsterdiep. Vooral dit kanaal, dat Appingedam verbond met de open zee, zorgde voor een economische bloeitijd. In de middeleeuwen werd door de Damsters volop handel gedreven met Noord-Duitse steden, het Oostzeegebied, Westfalen en Scandinavië. Ook na die tijd bleef het water van levensbelang. 

Het Damsterdiep was de A7 van het tijdperk van de houten schepen. De snelste manier van reizen was over water, voor goederen én mensen. Trekschuiten en beurtschepen voeren volgens een drukke dienstregeling af en aan, waarbij topsnelheden van wel 7 km per uur werden gehaald. Ook langs het Damsterdiep was het een bedrijvigheid van belang. Hier stonden tal van pakhuizen, scheepswerven, houtzagerijen, molens, steenbakkerijen en kalkovens.      

De oude naam van het Damsterdiep was de Delf. Dit kanaal werd omstreeks het jaar 1000 met de hand gegraven. De naam Delf (van delven = graven) wijst daar al op. Tussen Ten Post en Delfzijl heeft het Damsterdiep flinke bochten. Ze zijn ontstaan door de werking van eb en vloed, voordat er omstreeks 1300 bij Delfzijl zeesluizen (‘zijlen’) werden aangelegd.  

<p>Een stoomboot vaart omstreeks 1890 in het Damsterdiep, ter hoogte van de Breedebrug. Foto&nbsp;J.G. Kramer, collectie Groninger Archieven.&nbsp;</p>

Een stoomboot vaart omstreeks 1890 in het Damsterdiep, ter hoogte van de Breedebrug. Foto J.G. Kramer, collectie Groninger Archieven. 

Boter, kaas en … burgemeesters

Terwijl op de bovenverdieping de stadsbestuurders vergaderden, scharrelden onder hun voeten kooplieden en varkens rond. Op de begane grond van het in 1630 gebouwde raadhuis was de stadswaag gevestigd. Goederen die verhandeld werden, moesten hier eerst worden gewogen. De stad Appingedam verdiende een goede boterham aan het ‘waaggeld’ dat daarvoor betaald werd. 

Appingedam had vooral een naam als handelscentrum in ‘vette waren’: boter, kaas en spek. Het vee werd gehouden op boerderijen in de omgeving van de stad. Eén van de poorten in de middeleeuwse stadsmuur – helaas al lang verdwenen – heette zelfs de ‘Zwijnenpoort’.  

Al in de dertiende eeuw had Appingedam waarschijnlijk al een waag. In de ‘buurbrief’ van 1327, waarmee Appingedam stadsrechten kreeg, staan bepalingen over het regelmatig controleren van maten en gewichten. De stadswaag was in gebruik tot 1825. De grote weegschaal die er stond, uit 1639, wordt nu bewaard in het Museum Stad Appingedam. 

<p>De &lsquo;buurbrief&rsquo; uit 1327, waarmee Appingedam stadsrechten kreeg.&nbsp;Collectie Gemeentearchief Appingedam.</p>

De ‘buurbrief’ uit 1327, waarmee Appingedam stadsrechten kreeg. Collectie Gemeentearchief Appingedam.

De Nicolaikerk: geschiedenisboek van baksteen

Een kerk is een soort van tijdmachine. Wie de hedendaagse drukte even wil ontsnappen hoeft alleen maar een deur open te doen om eeuwen terug te gaan in de tijd. In de Nicolaikerk eindigt die tijdreis aan het begin van de dertiende eeuw. Toen werd met de bouw begonnen, waarschijnlijk op de fundamenten van een nóg oudere kerk.  

Middeleeuwse kerken hadden meestal een ‘schutspatroon’, een heilige met bijzondere gaven die bescherming bood. In Appingedam was de kerk eerst gewijd aan Maria, maar omstreeks 1400 werd dat Sint-Nicolaas. Dat is niet verwonderlijk: Nicolaas was de beschermheilige van zeelieden. Die woonden er indertijd genoeg in een belangrijke handelsstad als Appingedam. 

Aan de kerk is ook goed te zien dat het Appingedam in de middeleeuwen voor de wind ging. Regelmatig werden er stukken aangebouwd. Zo ontstond de op één na grootste kerk in de provincie. Alleen de Martinikerk in de stad Groningen is groter. Het interieur is haast een geschiedenisboek van Appingedam. Elke tijd heeft er zijn sporen nagelaten. Bijzonder zijn onder andere de gewelfschilderingen. Die verdwenen omstreeks 1600 onder een laag witte kalk en kwamen 350 jaar later bij een restauratie weer tevoorschijn. 

<p>Gewelfschildering in de Nicolaikerk van Sint-Nicolaas, waarschijnlijk aangebracht in 1570. Foto Martin&nbsp;Hillenga&nbsp;</p>

Gewelfschildering in de Nicolaikerk van Sint-Nicolaas, waarschijnlijk aangebracht in 1570. Foto Martin Hillenga