Macht & Pracht

1300 tot 1900

Heiligenfeesten als lichtpuntjes in donkere dagen

Wanneer de oogsttijd definitief voorbij was op elf november, luidden de donkere en koude dagen de wintertijd in. Eeuwenlang werd in deze tijd gezocht naar kleine lichtpuntjes om een weg te vinden naar het nieuwe voorjaar. In de middeleeuwen, of zelfs al eerder, ontstonden veel heiligenfeesten die gelegenheid gaven kaarsjes aan te steken en bij elkaar te komen. En hoewel in het protestantse Groningen de rol van de katholieke heiligen na de Middeleeuwen eigenlijk was uitgespeeld, bleven Groningers enkele feesten jaarlijks vieren. Zo werd ook de wintertijd ook een tijd van verwachting, vertier en ontmoetingen.

Heiligenfeesten als lichtpuntjes in donkere dagen

Een meisje plaatst een kaars in een lantaarn en een jongen verzorgt een vuurschaaltje of 'test' voor een stoof. - Schilderij van Godfried Schalcken (1690 – 1706), collectie Rijksmuseum

Op de eerste dag van de wintertijd werd het eerste lichtjesfeest gevierd, ter ere van de Heilige Sint Martinus of Sint Maarten. Maarten van Tours was in de vierde eeuw na Christus bisschop van Tours. Na zijn dood in 397 werden verschillende wonderen aan hem toegeschreven, waarvoor hij heilig verklaard werd. Vooral geliefd was het verhaal over de arme bedelaar bij de poort van Amiens voor wie Maarten zijn mantel doormidden scheurde en hem de helft gaf. Sint Maarten kreeg zijn eigen feestdag op 11 november. Door het Bisdom Utrecht werd Sint Maarten uitgeroepen tot beschermheilige van de stad. Ook Groningen maakte deel uit van dat Bisdom en de oudste kerk van de Stad, de Martinikerk, is aan hem gewijd. Later ontstond de traditie van het lichtjeslopen door kinderen op 11 november. Om de kaarsjes brandende te kunnen houden, werden suikerbieten of mangelwortels uitgehold waarin de kaarsjes geplaatst werden. Later werden vaak blikken met gespijkerde figuurtjes gebruikt, terwijl het tegenwoordig vaak versierde papieren lampionnen zijn. Na het zingen van een ‘Sint-Maartenliedje’ kregen kinderen een meelkoekje, appels, mandarijnen, een paar centen of tegenwoordig chocoladegeld.

Sint Nicolaas

Vol verwachting kon daarna uitgekeken worden naar het feest van de heilige Sint Nicolaas. Aan de heilige werden verschillende wonderen toegeschreven, waaronder het tot leven wekken van drie jongens. Nadat hij op 6 december 342 was gestorven werd hij heilig verklaard en werd in Katholiek Europa zijn sterfdag tot feestdag uitgeroepen. Door de stad Groningen werd Sint Nicolaas geëerd toen in de dertiende eeuw de Der Aa-kerk aan de hem werd gewijd. Het Sint Nicolaasfeest werd een kinderfeest waarbij ‘zoete’ kinderen lekkers kregen en stoute kinderen niet. De liedjes die gezongen werden, kregen een opvoedkundige moraal.
Maar ook voor volwassenen bakten bakkers Sinterklaasgebak in allerlei vormen dat op 6 december werd gegeten. In de negentiende eeuw werden allerlei elementen aan het Sinterklaasfeest toegevoegd zoals we die nu nog kennen: de hulppiet, gedichtjes, een stoomboot, cadeautjes in de schoen en het grote boek van Sinterklaas. De naamdag van Sint Nicolaas wordt nu op 5 december gevierd en is uitgegroeid tot een familiefeest met cadeaus, verrassingen, schertsende gedichtjes en surprises.

Kerst

Na de grappen en grollen van het feest van Sint Nicolaas werd uitgekeken naar het Kerstfeest, wat een heel ander, veel ingetogener karakter had. In de vier weken voor 25 en 26 december werd tijdens de adventsperiode iedere zondag een extra kaarsje aangestoken. Zo werd toegeleefd naar één van de grootste christelijke feesten van het jaar; de geboorte van Christus. Hij werd ook wel het ‘Licht van de Wereld’ genoemd. Op zowel Eerste als Tweede Kerstdag waren er vieringen waarbij veel traditionele liederen werden gezongen, zoals ‘Ere zij God’, ‘De Herdertjes lagen bij nachte’ en ‘Stille nacht’. Kinderen kregen vaak een sinaasappel of iets anders lekkers uit de kerstboom als geschenk. Nog steeds zijn Eerste en Tweede Kerstdag vrije dagen in ons land en vieren velen het door samen te komen en samen te dineren.

Silvester

De laatste heilige waarmee het jaar werd afgesloten was Sint Silvester. Hij leefde eveneens in de vierde eeuw na Chr. en was de drieëndertigste paus van de Katholieke Kerk. Hij was een ‘bovennatuurlijk goede’ man en overtuigde de Romeinse keizer Constantijn om christen te worden en de christenvervolgingen te staken. Na zijn heiligverklaring werd 31 december zijn feestdag, een datum die symbool stond voor de vergankelijkheid van al het aardse en tegelijkertijd het eeuwige van al het hemelse. Hij was daarmee onder andere patroonheilige van het nieuwe jaar. Passend bij de symboliek van de heilige is de Groningse traditie van het kniepertjes bakken. Aan het einde van het jaar werden platte koeken gebakken met het nieuwjaarsijzer. Op oudjaarsavond plat gegeten als symbool voor het uitgerolde jaar en op nieuwjaarsdag opgerold, als het jaar dat zich nog gaat ontrollen.

Ook werden vreugdevuren ontstoken om het oude jaar te verdrijven en kwamen mensen samen bij de kerk om te ‘kloksmeren’. Daarbij werd de kerkklok langdurig geluid en konden de beste wensen uitgewisseld worden onder genot van een drankje, een ‘klokje’. Voor kwajongens was het een mooi avontuur om mee te doen met ‘slepen’ tijdens oudjaarsavond. Spullen werden stiekem versleept en op een bijzondere plek achtergelaten. Tot in de late uurtjes werd ‘gesleept’ en feest gevierd. Sint Silvester was niet voor niets ook de patroonheilige van de langslapers.

De wintertijd telde misschien niet de meeste heiligendagen, maar wel veel belangrijke heiligenfeesten volgens de Katholieke heiligenkalender. Zo brachten de heiligenfeesten kleine lichtpuntjes tijdens de donkere en kortste dagen van het jaar.