Grensland

1939 tot 1945

Het geitenproject van de neven Wilkens

Het is april 1941. De oorlog is bijna een jaar oud, levensmiddelen komen op de bon. Nico en Frits Wilkens steken de koppen bij elkaar en spreken af, waarschijnlijk onder het genot van een straffe borrel (want dat kon toen nog wél) om te gaan investeren in een interessant project: geiten fokken. Ze zagen aankomen dat de eerste levensbehoeften wel eens schaars konden worden en dit project was misschien wel een goede oplossing voor dat probleem.

Het geitenproject van de neven Wilkens

Henny Wilkens-Weert met een geitenlammetje tussen de houtloodsen van K & J Wilkens. Op de achtergrond wordt een geit gevoerd. - Foto: J.N. Wilkens

Waarschijnlijk zijn voor de eerste geitenaankoop serieuze voorstudies met ingewikkelde rendementsberekeningen gemaakt en is er vast ook gedegen stamboekonderzoek gedaan. De ene geit is per slot van rekening de andere niet. Tot genoegen van de nabestaanden van de initiatiefnemers is de interessante boekhouding van de onderneming in het houthandelsarchief bewaard gebleven. Aan de hand daarvan kunnen wij het reilen en zeilen van deze industriëlen en hun geitenproject vrij aardig reconstrueren.

1941

Op 26 april 1941 stellen Nico Wilkens en zijn neef Frits Wilkens het startkapitaal vast. Zij storten elk Hfl 150,- in de pot. Hiervan worden op dezelfde dag een melkgeit (à Hfl 50,-) en een drachtige geit (à Hfl 35,-) aangeschaft. Helaas vermeldt het kasboek geen ras of iets van dien aard.
Wel ontvangt ene heer Pinkster volgens het kasboek een fooi van Hfl 5.-.
Waarschijnlijk heeft hij de geiten gekeurd, gekocht en naar de houtwerf van K & J Wilkens gebracht, waar zij tussen de houtloodsen vrij konden grazen. Het getuigt van visie en een oog voor de toekomst van de heren, dat zij ook een drachtig exemplaar aanschaften.
Maar ja, één geit per man is ook maar niks en de pot is nog niet leeg, dus twee dagen later worden nog een melkgeit en een nog een drachtige geit gekocht, beide voor Hfl 50,- per stuk.
Hoe goed de investering in de eerste drachtige geit is geweest, moge blijken uit de prijsstijging voor drachtige geiten van bijna 45% in twee dagen. Een fooi van Hfl 5,- voor F.W. Klein, de tipgever, is dan ook op zijn plaats, vinden de heren.

Er wordt voor zestig cent een kasboek aangeschaft, want de zaken moeten wel nauwkeurig worden vastgelegd ter voorkoming van onmin tussen beide investeerders. Met een scherp en open oog voor de toekomst wordt op 6 mei voor Hfl 11,- een houten botervat aangeschaft, samen met 15 kilo krachtvoer voor Hfl 1.60. Want van melk van goed gevoederde geiten kan ook boter gemaakt worden. Het lidmaatschap van de geitenfokvereniging en de contributie voor het maandblad van deze vereniging zijn ondertussen betaald. Netwerken was in 1941 ook al een zaak van belang.

En er is toezicht op de geiten nodig. Die wordt gevonden in de persoon van A. Hut die op de werf woont. Hij is bereid voor f 2.50 per week dit toezicht uit te oefenen. En een melkgeit moet gemolken worden, anders gaat er iets ernstig mis. Dat doet Hut ook voor die rijksdaalder. Hier wordt uiterste zorg aan besteed, want uit de boekhouding blijkt dat een blik uierzalf is aangeschaft. Het welzijn van de dieren staat voorop! Er wordt ook een zuigfles met speen voor zevendertig en een halve cent aangeschaft. Deze fles is vast bedoeld voor de te verwachten lammeren. Regeren is vooruitzien.

Sigaren als douceurtje

Het werfpersoneel is ondertussen helemaal niet blij met de komst van de geiten. Ze - de geiten - staan dan wel vast aan een touw, maar ze plassen en poepen maar raak en onder het werkvolk wordt gemord.
De uitgave van zes gulden aan sigaren voor werfbaas Miedema is zeker deels als compensatie voor deze ellende bedoeld, deels als dank voor de hulp bij de geboorte van de eerste twee lammeren op 21 mei en een derde op 30 mei 1941. Deze lammetjes zullen vast graag gebruik hebben gemaakt van de zuigfles.

De geitenonderneming floreert. In de aandeelhoudersbijeenkomst van 4 juni wordt tot diversificatie besloten. De kas wordt aangesproken: voor Hfl 25,- wordt een 25 kilo zwaar varken aangeschaft. De aanschaf van krachtvoer en geitenkoekjes doen een aanslag op het vermogen. Ook tegenslag blijft de heren niet bespaard. Slechts ten koste van een nieuwe riem voor tachtig cent is voorkomen dat aangifte werd gedaan van het opvreten van de riem van een medewerker van de houthandel door één van de geiten (of het varken, het kasboek is hier vaag over).

In oktober 1941 is het geld echter bijna op. Geen wonder: er worden alleen maar kosten gemaakt en inkomsten zijn er niet anders dan regelmatige bijstortingen van de aandeelhouders, variërend van Hfl 3,- tot Hfl 25,-.
En de beesten moeten natuurlijk, met een strenge winter in aantocht, onder dak. Aannemer Eikenberg timmert voor Hfl 2,- een hok. Alleen uurloon natuurlijk, want tweede keus boerengeriefhout is bij K & J Wilkens ruim voldoende beschikbaar, zelfs in oorlogstijd. En onder dak groeit geen gratis gras, vandaar de regelmatige aankoop van gedroogd brood (Hfl 4,- tot Hfl 5,- per 25 kg), krachtvoer, mengvoer, likzout en zelfs 400 kg hooi voor vijf en een halve cent per kilo.

Konijnen

De kudde wordt op 24 november uitgebreid met één moederkonijn en vier jonge konijnen voor de spotprijs van Hfl 8,-. De heren hebben de smaak te pakken. Voor deze productgroep is waarschijnlijk de karnemelk bestemd die nu ineens aan de uitgavenkant van het kasboek verschijnt.

Begin oktober wordt het kapitaal weer met 2x Hfl 50,- vergroot, waarschijnlijk ook met het oog op nieuwe investeringen in de veestapel.
Het vermoeden dringt zich hierbij op dat, met de kerstdagen in zicht, zich hier een duidelijk voorbeeld van korte termijnvisie openbaart. Dit wordt bevestigd door de post ‘Slachtloon slager Smid Hfl 2,50’ in december.

De veestapel wordt kennelijk even uitgedund. Het zat eraan te komen, want in november was al een kwartje betaald voor een slachtvergunning.
Lange termijnvisie, echter, blijkt uit het feit dat begin december voor Hfl 2,70 drie polissen worden afgesloten. Het moge duidelijk zijn dat deze polissen niet voor de konijnen gelden, maar als rugdekking dienen voor eventuele diefstal van een geit of het varken.

Ondertussen wordt er dagelijks in twee huizen Wilkens heerlijke geitenmelk gedronken en het brood met geitenboter besmeerd en misschien wel met geitenkaas belegd.
In november wordt overgegaan tot de verkoop van drie gedekte geiten: een bruine geit, een witte geit en de nieuwe bruine geit. De gelukkige koper, H. Dijkstra, betaalt er op 5 november f 68,25 voor. Slim om de geiten op 4 november nog even voor Hfl 1,50 te laten dekken, dat geeft een premie voor de verkoop. Op dezelfde dag wordt Hfl 100,- geïnvesteerd in een nieuwe geit van Knigge. Dat moet wel een topgeit geweest zijn gezien de topprijs die ervoor is betaald. In december wordt nog even een geit geruild voor Hfl 25.- plus negen konijnen. Je reinste barter trade. Oude tijden herleven: geld is niet alles, goederen of levende have, daar kun je wat mee.

December 1941 is een drukke maand. Knigge levert nóg een geit, deze keer voor Hfl 97,50 en slacht voor slechts Hfl 22,50 het varken en een bok. Die bok is waarschijnlijk geschoten, want het kasboek maakt geen melding van de aankoop van een bok. Er wordt voor Hfl 11.50 een tweede eiken (boter)vat aangeschaft. Het gaat kennelijk crescendo met de boterpoductie. Of misschien wil elke aandeelhouder zijn eigen botervat?
Op 29 december wordt één konijn gedekt. Kost maar een kwartje. Waar de overige konijnen gebleven zijn….?

En dan opnieuw een calamiteit. Meneer Hut moet een nieuwe fietstas hebben, de oude is waarschijnlijk aan- of opgevreten door de geiten. Kosten: Hfl 3.50.
Een enkele uitgave stelt ons voor een raadsel. Bijvoorbeeld de veertig cent aan de VBB (Veenkoloniale Boeren Bond) voor melkwatten.
En wat kruidenier Smit, die tegenover de K & J badde (klapbrug) woont, voor ‘kruiderijen’ voor Hfl 2,23 geleverd heeft? Wie het weet mag het zeggen.
Het jaar 1941 wordt afgesloten met een nadelig saldo van Hfl 75,-, een te verwaarlozen prijs voor dagelijks verse melk, boter, een stukje vlees op zijn tijd en een konijn voor de Kerst.

1942

1942 begint goed, zeker voor meneer Hut. Hij krijgt Hfl 1,50 ‘nieuwjaarsgeld’ boven op zijn eerste weekloon. Een bok wordt voor Hfl 1,- gekeurd en voor slechts Hfl 4,- geslacht. De opbrengst is nergens verantwoord. In een post ‘Eigen gebruik’ is om (on)duidelijke redenen niet voorzien.
Hut krijgt aan het einde van de maand zijn jaargratificatie over 1941 uitgekeerd. Verder vertonen de uitgaven tot maart een vertrouwd beeld: de wekelijkse bijdrage aan Hut à Hfl 2,50.
Op de eerste dag van de lente worden twee konijnen gedekt. Het dekgeld stijgt. Was het in 1941 nog mogelijk voor een kwartje te laten dekken, in 1942 kost het al dertig cent per konijn.
En, mogelijk uit fiscale overwegingen, wordt eind maart de post ‘Pacht stuk grasland’ opgevoerd. Ook wordt in april weer een geit geslacht, wat Hfl 5,50 kost, wat ook alweer 30% duurder is dan de vorige slacht.

Dat het verwerken van het vlees geen sinecure is, moge blijken uit de uitgave in mei van Hfl 1,40 voor de reparatie van de kookpot. Dat is wel snel na één jaar en drie of vier geiten, een varken en een stel konijnen.

Raadselachtige uitgaven

Ook dit jaar stelt een aantal posten ons voor raadselen. En weer is de VBB erbij betrokken. Deze keer moet er tachtig cent voor filters en filtreerwatten worden betaald. Ook de uitgave van vijftig cent voor witkalk wordt niet nader omschreven. De relatie witkalk en geiten en konijnen (het varken speelt immers geen rol meer sinds december 1941) is volstrekt onduidelijk.
Ook de uitgave van achtenveertig cent voor perkament papier roept vraagtekens op.
En welke diensten Doornbosch voor maar liefst Hfl 41,- heeft geleverd zal altijd wel eens raadsel blijven nu alle betrokkenen daarover niet meer geraadpleegd kunnen worden. Misschien was het buurman boer Doornbosch die een stuk land ter beschikking stelde?
Intrigerend is ook de post van Hfl 45,45 voor de nota van ene Wijnbergen. Toch een fors bedrag zonder duidelijke omschrijving.
Al met al moet ook dit jaar regelmatig door de heren aandeelhouders worden bijgestort, al beperkt het zich gelukkig tot (on)regelmatige stortingen van kleine bedragen. De Hfl 50,- die elke aandeelhouder aan het begin van het jaar stortte zijn duidelijk onvoldoende om de kosten te dekken.

H. Dijkstra is het zakendoen met de heren Wilkens kennelijk goed bevallen. Hij is op 1 mei weer koper van twee jonge geiten voor Hfl 35,- en bedrijfsleider Zweep betaalt Hfl 12,- voor twee konijnen. Wie op 21 juli Hfl 1,54 betaalt voor een geitenhuid, blijft duister. De huid zal wel lang hebben moeten drogen want de laatste slacht was op 1 april daarvoor. De post ’Pacht’ hakt er in dit jaar. Boer Lukkien vangt er in juni Hfl 10,- voor en in augustus nog eens Hfl 6,-.

Op 29 mei wordt het 25-jarig huwelijksfeest gevierd van Nico Wilkens en zijn vrouw Fenny van der Laan. Ter gelegenheid daarvan wordt een krantje uitgegeven: Het Wilkelaantje. Hierin valt een tweetal advertenties direct op:

Het is duidelijk dat de heren Wilkens de publiciteit niet schuwen om de handel te stimuleren.

Het vakblad De Geitenhouder mag zich in de belangstelling van de heren Wilkens verheugen. Het abonnement wordt in september verlengd. Het kost ook maar zeventig cent per jaar en geeft daarvoor waardevolle tips aan de lezers. In september wordt voor vijfenzeventig cent een bruine geit gedekt en in november moet daarvoor, bij twee andere geiten mag men aannemen, al een gulden per stuk worden betaald. Het dekgeld vliegt de pan uit en ook andere prijzen blijven stijgen. Wonderlijk genoeg worden in december geen slachtkosten opgevoerd. Het vermoeden rijst dat de heren daar iets op gevonden hebben en hier creatief mee zijn omgegaan. Wel worden de premies voor de polissen nog even betaald.

Het financiële resultaat van de onderneming over 1942 is bedroevend. Het verlies van 1941 is maar liefst verdubbeld. Hopelijk heeft dit ook voor dubbele vreugd gezorgd, zodat een en ander in evenwicht is gebleven.

1943

Het kasboek begint in 1943 met een forse uitgave: Houthandel K & J Wilkens levert Hfl 17,88 aan hout. Misschien was het geitenhok aan renovatie toe? Is het gebruik van gratis boerengeriefhout voor het hok een kwestie van ‘goedkoop is duurkoop’ geworden?
De nieuwjaarsfooi voor Hut is al in eind december geboekt en de melkwatten worden dit jaar vroeg ingeslagen.
In januari worden twee bokken geslacht, voor een koopje dit keer. Voor niet meer dan Hfl 7,50 is de zaak gepiept. Wel exclusief vergunningen à Hfl 3,- natuurlijk. En die donderse Doornbosch vangt weer Hfl 61,- voor mysterieuze diensten. Er worden twee geitenhuiden geprepareerd voor Hfl 10.-, maar over verkoop daarvan is niets te vinden. Wie weet, misschien was het een aardig cadeautje voor een goede klant en leverden ze zo hun geld dubbel en dwars op.
C. Vegter koopt een lam voor Hfl 50,-. De markt is goed.

In maart wordt weer afscheid genomen van een bok. Voor Hfl 4.50 wordt hij geslacht. De populatie dunt schrikbarend snel uit, want van de aankoop van geiten, lammeren, konijnen of anderszins wordt in 1943 geen melding gemaakt. Wel van uierzalf, melkwatten en geitenkoekjes. Op 10 september schieten de heren uit hun slof. Hut is jarig en krijgt een extra bijdrage uitgekeerd. In oktober levert Dreesman nog eens 1000 kg hooi. De prijs is nu geen 5,5 cent per kilo, maar is gestegen naar maar liefst 7 cent per kilo.

Zo langzamerhand lijkt de lol er bij de heren Wilkens een beetje af. Drie jaar lang elke dag geitenmelk, geitenboter, soms geitenvlees is misschien ook wel een beetje teveel van het goede. Hoe dan ook, de heren beginnen kapitaal aan de zaak te onttrekken en gaan winst nemen. Frits laat Hfl 195,- in mindering noteren, Nico aarzelt nog en is met Hfl 15,- tevreden. Er worden ook drie geiten verkocht voor maar liefst Hfl 700,-. Dat zijn nog eens prijzen.

Maar het is afgelopen met de geitenhandel. Er wordt schoon schip gemaakt. Er wordt voor Hfl 42,70 aan, nu overbodig, hooi verkocht en de nieuwjaarsbijdrage van Hut wordt een week eerder uitgekeerd dan normaal en omgedoopt naar ‘kerstbijdrage’.

1944

De rekening 1943 wordt niet opgemaakt. Waarom ook. Er wordt in de laatste aandeelhoudersbijeenkomst veel gesproken, gerookt en genipt en uiteindelijk wordt definitief besloten om de onderneming te beëindigen. In februari 1944 pakt Doornbosch nog even pacht à Hfl 45,25 en worden er twee bokken geslacht. Op 3 maart gaan de laatste twee bokken voor de bijl, mag Hut nog een paar weken Hfl 2,50 vangen, haalt Nico nog Hfl 30,- terug en Frits Hfl 100,-. Zonder afsluiting in het kasboek wordt het geitenavontuur op 20 april 1944, precies drie jaar na de vliegende start, afgesloten.

Opbrengsten

Hoe is het nu financieel na deze drie jaar gelopen? Uiteindelijk is er een positief saldo van Hfl 140,- te verdelen. Rekenen we de regelmatige onttrekkingen van de heren mee, dan leverde het Frits, behalve geitenmelk, geitenkaas en geitenvlees, Hfl 365 ,- op bij een investering van ruim Hfl 1.600,- over drie jaar. Die hebben we dan ook niet horen klagen.
Nico investeerde in die drie jaar ruim Hfl 600.- met een rendement van ongeveer Hfl 200,- exclusief alle geitenproducten. Ook niet slecht.
En zo hebben bijna alle betrokken, Frits, Nico, Hut, Doornbosch, Dijkstra en al die anderen veel plezier of profijt van het avontuur gehad. De geiten, bokken, konijnen en, niet te vergeten het varken, hebben slechts bijgedragen en er, behalve misschien tijdens het dekken, minder plezier aan beleefd.