Macht & Pracht
1999
Het oudste orgel is twintig geworden
Na een orgelzomer, waarin vooral orgels van de hand van Arp Schnitger (1748-1619) in het middelpunt van de belangstelling stonden, komt er op 28 september nog een ‘nabrander’ door de oudste orgeltjes van onze provincie.
Groningen is beroemd om zijn orgels. Het boek Klinkende klei verwoordt het treffend: 'Het Groningerland wordt wel ‘de orgeltuin van de wereld’ genoemd. Nergens anders is de concentratie van historisch belangwekkende en muzikaal interessante orgels zo groot als in de provincie Groningen.' Groningen herbergt dan ook veel orgels van de hand van beroemde orgelbouwers als Arp Schnitger (1648-1719), Albert Hinsz (1704-1785) en Petrus van Oeckelen (1792-1878).
Er zijn echter nog oudere orgels. Eén van de oudst bewaarde orgels bevindt zich in de kerk van Krewerd. Het stamt uit 1531, maar de pijpen zijn zelfs nog ouder, die zijn 15e-eeuws. En vlakbij Krewerd staat het kerkje van Marsum. Dit sobere kerkje huisvest een orgeltje dat nóg ouder lijkt te zijn.
Zoektocht
Dit mooie, primitief uitziende, orgeltje met zijn vier grote blaasbalgen is echter pas 20 jaar oud. Het werd in 1999 gebouwd op verzoek van het Drents Museum in Assen voor zijn tentoonstelling “Opgedolven klanken”. Het museum zocht een orgel waar iedereen aan mocht komen en op mocht spelen. Na contact met het ensemble voor middeleeuwse muziek Super Librum, dat onder leiding staat van Jankees Braaksma, ging de opdracht voor het bouwen van een middeleeuws orgel naar orgelbouwer Winold van der Putten.
Winold van der Putten
Van der Putten is een gerenommeerd orgelbouwer en restaurateur. Met veel pionierswerk is hij daartoe gekomen. Na tegenvallende studies theologie en kunstgeschiedenis heeft hij een aantal jaren op het toneel gestaan. Doordat zijn vrouw klavecimbel speelde en iemand nodig had om het instrument te stemmen, ging Van der Putten zich daarin verdiepen. Zo kwam van het een het ander. Hij werd gegrepen door de werking van dit soort instrumenten en dook in de bouw ervan. Na veel literatuurstudie en ‘knutselwerk’ schafte hij zijn eerste werktuigen en machines aan en begon hij aan zijn eerste opdrachten. In 1978 kon hij bij orgelmakerij Reil te Heerde als leerling in dienst treden en klom hij op tot stemmer en intonateur. Hij had het in zijn vingers en kon in de werkplaats ook voor eigen klanten orgels bouwen. Zo bouwde hij een portatief voor Jankees Braaksma. Het tweede instrument belandde echter niet in Groningen maar in Boston, waarna hij direct een vervolgopdracht kreeg. De opdrachten bleven komen. Van der Putten kwam in contact met muziekdocent Berend Veger in Winschoten en samen startten zij daar een orgelmakerij. Het bedrijf groeide gestaag. Het werd Veger te groot en hij haakte af. Nu werkt Van der Putten al jaren samen met Ingrid Noack, die inmiddels de leiding over het bedrijf heeft overgenomen. Orgelmakerij Van der Putten stemt, maakt, repareert en restaureert nu orgels wereldwijd.
Van der Putten had al eerder verplaatsbare orgels, portatieven, voor Braaksma gebouwd en gezamenlijk zijn zij op zoek gegaan om te achterhalen hoe het orgel eruit moest komen te zien en welke klank het zou moeten hebben. Braaksma is behalve musicus een groot kenner van oude geschriften waarin oude instrumenten beschreven worden. Na een lange zoektocht, het raadplegen van allerlei bronnen en heel veel overleggen lieten zij zich uiteindelijk hoofdzakelijk leiden door een drietal geschriften: een boek Over orgelpijpen uit de 10e eeuw (Bern, anoniem), een Overzicht van de Verschillende Kunsten, dat eind elfde eeuw door de benedictijner monnik Theophilus op schrift werd gesteld en, voor het uiterlijk, het Rutlandpsalter (ca 1260) uit het Engelse Belvoir Castle, waarin een prachtige afbeelding staat van Koning David die een orgel bespeelt. Een psalter is een rijk geïllustreerd boekwerk met liederen, gezangen en liturgieën.
Rutlandorgel
Het resultaat was een aantrekkelijk orgeltje dat door velen bespeeld is. Na de expositie in Assen heeft het op vele andere exposities in binnen en buitenland gestaan. Na deze rondreis overwoog het Asser museum het naar het Catharijnenconvent in Utrecht te brengen, maar muziekgezelschap Super Librum vond dat het orgel in Groningen moest blijven en heeft het met subsidie van het VSB Fonds aangekocht. Toen was het de vraag waar het moest worden gehuisvest.
Onder andere werd Stichting Oude Groninger Kerken om raad gevraagd en deze bood in 2001 de kerk in Marsum aan. Dat had geen orgel en het is een sober kerkje dat uit het eind van de twaalfde eeuw stamt, dezelfde periode die dit orgel vertegenwoordigt. Het is in 2006 door klokkengieter Simon Laudy nog uitgebreid met een carillon dat de ‘hemelse klanken vertegenwoordigt'. Braaksma speelt er regelmatig op met zijn muziekgezelschap Super Librum. Het orgel heeft wel één nadeel: je kan er nooit alleen op spelen, de muzikant heeft altijd twee hulpen nodig voor het treden van de blaasbalgen om lucht in de orgelpijpen te krijgen.