Pioniersgeest

1960 tot 1970

Hoe ik woonde op een boerderij

Als ik vertel dat ik van een boerderij kom, denkt iedereen altijd te weten hoe dat is; dat ik van het platteland kom en vast ergens achteraf of in elk geval primitief moet hebben gewoond, minstens aan een zandpad of altijd tussen de koeien… Maar niets is minder waar.

Hoe ik woonde op een boerderij

Mijn vader in de keuken van onze boerderij, in de modekleuren van weleer. - Foto: familie Steenhuis

Ik beschrijf de jaren zestig tot begin zeventig. Ons huis - een boerderij uit 1929- stond midden in de Veenkoloniën. Mijn vader had er eerst een gemengd bedrijf en daarna landbouw. Aan dezelfde straat woonden diverse middenstanders zoals kappers, bakkers en slagers. Verder was er een houthandel, een bouwbedrijf en er stonden twee scholen. Er woonden natuurlijk ook 'gewone mensen' en, ja, ook andere boeren. Ons huis stond naast een school. Vanuit deze school konden wij tijdens de lessen in onze eigen boomgaard kijken! 

Vanuit ons huis hadden we uitzicht op het kanaal en de grote Hervormde kerk met pastorie tegenover ons (de zogenaamde 'landskant'). Mijn vader zijn ouders woonden vanaf 1932 op deze boerderij. Toen mijn vader en moeder trouwden (1952) gingen ze in de boerderij wonen en mijn opa en oma bleven er ook wonen tot 1965. Als er op het land geholpen moest worden, werd er een losse hulp ingehuurd en natuurlijk moesten wij als kind regelmatig mee naar het land om allerlei werk te doen zoals achterop de pootmachine, in de bieten, hooien, tractor rijden, aardappels of bieten onderdekken, stallen schoonmaken, beesten verzorgen, enz.

Modekleuren

We hadden een grote woonkeuken, met een hoog plafond waaraan een mooie oude schoollamp van wit melkglas hing. Verder geen moderniteiten als een koelkast, maar natuurlijk een grote kelder (en later een vriezer in het washok). Er was een groot granieten aanrecht met een wasbak van geblokte tegeltjes en houten kastjes er onder. Het gasfornuis stond naast het aanrecht voor het raam, zodat je tijdens het koken of de afwas naar buiten kon kijken. We hadden ingebouwde kasten en een dressoir voor het servies. Afhankelijk van de mode van dat moment hing mijn moeder gekleurde gordijnen voor de keukenramen en 'gordijntjes' van dezelfde stof aan de schoorsteenmantel en aan het pannenrekje (oranje en bruine bloemen, zelfs de wekker die op de schoorsteenmantel stond, werd in bijpassend oranje geverfd). Toen fonduën in de mode kwam, gingen we op eerste kerstdag fonduen in de keuken; mijn vader met een coltrui onder een colbertje, wij in rood, paars en oranje en mijn moeder in een bruin broekpak.

Als peuter met mijn vader naast de boerderij - Foto: familie Steenhuis
Als peuter met mijn vader naast de boerderij - Foto: familie Steenhuis

Achter een van de deuren in de keuken was het alkoof. Mijn ouders hadden dit (binnen-) kamertje lichtblauw geschilderd en er een soort badkamer van gemaakt. In 1965 kregen we van een oom een oud gietijzeren ligbad op pootjes, zodat wij konden douchen. We hadden wel al een geiser voor we een douche/bad kregen. In de badkamer stonden ook de wasmachine en de centrifuge. Toen de wasmachine kapot ging, moest de kookwas weer in de wasketel op het gasfornuis. Mijn vader mikte de was dan in het bad, zodat mijn moeder deze kon spoelen. Daarna ging het wasgoed in de centrifuge. In het plafond van het alkoof bouwden ze een schoorsteentje ter ventilatie dat op de zolder erboven uitkwam (dit was in de schuur).

Gangen

We hadden veel gangen; zo was er een voorste gang met voordeur. In deze gang hing de telefoon aan de muur. In de voordeur zat een klein raampje dat mijn moeder openliet zodat wij naar binnen konden als zij aan ‘t werk was. Op de stoep bij de voordeur zat een richel waarop we moesten klimmen, dan met een arm door het kleine raampje en zo kon je de deur open doen, heel handig en geen sleutels mee. De bakker wist dit trouwens ook en legde het brood zelf binnen! Aan die voorste gang zaten ook de woonkamer en de slaapkamers. Achter de keuken was het kleine gangetje met daarin de achterdeur, een deur naar het washok met diepvries en wc. Vanuit het washok kon je naar de koegang (koestal). Via het kleine gangetje kwam je in de schuur achter de keuken. Je stapte dan op een soort vlonder; dit noemden we de 'donkere gang’. De vloer van deze gang stond op steunbalken, daaronder zaten altijd halfverwilderde katten en stonden allerlei vage oude spullen.

Zolder

In het woonhuis was geen trap naar de bovenverdieping! Als je naar boven wilde, moest je door de schuur. Aan het einde van de donkere gang was een houten trap naar boven gemaakt. Je kwam dan op de houten zolder boven het woonhuis. Halverwege de zolder was er een gemetselde muur met daarin een ijzeren branddeur naar de voorste zolder. Vreemd genoeg zat de branddeur niet aan het begin van de zolder en ook zat er geen gemetselde muur tot door het dak, zoals je dat bij sommige boerderijen wel eens ziet. Toen mijn opa en oma nog in deze boerderij woonden, sliepen hun kinderen op de voorste zolder, daar waren twee kamertjes afgetimmerd. Wij maakten daar geen gebruik meer van. Zoals op veel boerderijen waren er wel ramen op de bovenverdieping, maar was er weinig afgetimmerd. Wij konden er fijn spelen en mijn moeder hing er 's winters de was te drogen. Als je in het donker in de schuur kwam, zag je soms de ogen van katten of uilen! En natuurlijk hoorde je de andere dieren die in de stal stonden.

Dieren

Hoe groter wij werden hoe meer de dieren ook in huis werden gehaald door ons. Eerst alleen in de keuken en later mochten de poezen en de hond 's avonds ook mee naar de woonkamer. Er is zelfs eens een nest jonge katten in mijn bed geboren! We hadden tot 1971 nog een aantal melkkoeien. Ik kwam graag in de stal als mijn vader aan het melken was; hij floot een liedje van Johannes de Heer en ik zat op de schommel te kijken naar hem en de koeien. Verder hadden we paarden, geiten, en schapen. Mijn vader werkte het liefst met paarden op het land, maar natuurlijk moest hij op den duur wel overstappen op een tractor. Het machinepark in onze schuur breidde zich gestaag uit.

In de tuin. - Foto: familie Steenhuis
In de tuin. - Foto: familie Steenhuis

Zomer

In de zomer konden we heerlijk buiten zitten. We begonnen aan de ene kant van het woonhuis, voor de baanderdeuren, daarna sleepten we de stoelen naar de andere kant van het woonhuis naast de voordeur. Daar hadden we soms een opblaasbadje achter een windscherm, compleet met stretcher, buurkinderen, hond en katten. De hond lag dan stiekem op de stretcher en wij op een handdoekje ernaast. Bij extreme hitte konden we onder de grote kastanjeboom zitten of in het 'prieeltje' naast de keuken, waar we met thee of bier konden uitrusten van het hooien.

Slaapkamers

Met zijn vijven hadden we drie slaapkamers. Mijn oudste zus had een eigen kamertje met een wasbak en een kacheltje! Mijn andere zus en ik sliepen samen op een grote slaapkamer die grensde aan de schuur. Deze twee slaapkamers hadden houten luiken aan de binnenkant van het raam. Je kon ze op rails naar de zijkant schuiven. Mijn ouders hadden hun slaapkamer in de helft van een kamer en suite. De andere helft was onze woonkamer. De schuifdeuren waren weggewerkt. In de nis die ontstond, hadden we een bank staan van beige corduroy en een houten bank onder het raam in de erker. Mijn moeder liet hier later boekenkastjes op maken, zodat we er niet meer op konden zitten, maar ze had zo wel weer ruimte voor de boeken. We hadden een groen wollen vloerkleed met geel marmoleum eronder.

Onze boerderij, midden in de Veenkoloniën. - Foto: familie Steenhuis
Onze boerderij, midden in de Veenkoloniën. - Foto: familie Steenhuis

Woonkamer

Tot ± 1970 hadden we in de woonkamer een oliekachel. Met een krantenprop en lucifers moest je die aansteken. Het gaf een bepaalde sensatie als ‘t weer gelukt was. In de keuken was er al langer een gaskachel en dat kwam in de woonkamer later ook. We hadden door toedoen van mijn opa al vrij vroeg tv. En natuurlijk een radio. Ik draaide altijd aan de schermpjes van het orkest op de radio om te horen wat er dan gebeurde... Mijn oudste zus kreeg in 1969 een pick-up. Deze stond in de woonkamer en toen ik later op kamers ging, heb ik hem nog jaren zelf gebruikt. De woonkamer werd dagelijks gebruikt, mijn moeder deed er o.a. de boekhouding en wij maakten ons huiswerk, we zaten er te lezen, te spelen en elke avond zaten we er met zijn allen.

Brand

Op oudejaarsnacht 1976 is deze mooie boerderij door brand verwoest, en daarna moesten wij verhuizen. Van het nieuwbouwhuis waar we daarna vijf jaar woonden, weet ik me weinig specifieke dingen te herinneren, maar ik weet nog elk detail van de boerderij.