Pioniersgeest

1945 tot 1978

Hou 't was: Tonnis Jans van Dijken, vertegenwoordiger

Tonnis Jans van Dijken is geboren in Harkstede. Zijn ouders waren kruidenier in het dorp. Zijn vader kwam van oorsprong uit Euvelgunne waar zijn ouders een koemelkers bedrijf hadden. Zijn moeder groeide op in Harkstede waar haar ouders een kleine boerderij hadden.

Hou 't was: Tonnis Jans van Dijken, vertegenwoordiger

Van Dijken vertelt over zijn grootouders van vaders zijde die een koemelkersbedrijf hadden in Euvelgunne. Hun dag begon om vier uur 's ochtends. Na het koeien melken moesten de bussen met melk om 7 uur in de stad zijn. De melkkar werd getrokken door een "kidde" (klein paard) en opa bezorgde de melk huis aan huis. De melk werd in pannen van de klanten gegoten. Na de bezorging werd er gegeten bij oma op de boerderij in Euvelgunne, dat bekend was om zijn koemelkers. Vervolgens was er landwerk (grasland, zware klei) te doen gevolgd door een middagdutje. Na het koe melken in de midddag werd er weer melk bezorgd in de stad, bedoeld voor het maken van pap.

Kruidenierszaak

Van Dijken vertelt dat zijn ouders veertig jaar lang een kruidenierszaak hadden in Harkstede. Zijn vader reed lange tijd met paard en (melk)wagen en haalde op deze manier ook producten op in de stad (oa bij Ploeger aan de Oostersingel en bij Crebas). Van Dijken vertelt hoe hij op een winterdag een keer mee mocht met zijn vader en onder de indruk raakte van het verkeer in de stad. Terug in Harkstede werden de producten uitgeladen. Later werd dit werk gedaan door een transportbedrijf.

's Ochtends stonden Van Dijkens ouders vroeg op om de in de stad gekochte voorraad uit te wegen. Om 7 uur kwamen de eerste klanten. Vervolgens ging vader Van Dijken met paard en wagen op stap in het dorp. Als hij thuis kwam moesten Tonnis en zijn zus ook thuis zijn, want zij moesten vaak nog wat boodschappen na bezorgen. Moeder van Dijken stond in de winkel achter de toonbank. De winkel was alleen op zondag gesloten, ook omdat vader Van Dijken in de kerkenraad zat. Verder waren er geen sluitingstijden voor de winkel. Het gezin ging 's avonds om 21.15 uur naar bed.

Als kind wist Van Dijken nog niet welk beroep hij later wilde uitoefenen. Hij volgde de Landbouwschool in Slochteren en had een stille hoop boer te worden. Hij werkte zeven jaar bij een boer op een boerderij aan het Slochterdiep voor negen gulden in de week, deels tijdens de Tweede Wereldoorlog. De boer had onderduikers en Van Dijken maakte een inundatie mee toen de dijken werden doorgestoken. Van Dijken had interesse voor landbouwwetenschappen en volgde de opleiding op de Rijks Landbouw Winterschool in Groningen. Vervolgens was hij een jaar in dienst bij de Vereniging voor Bedrijfsvoorlichting, waar hij duizenden grondmonsters nam voor bemestingswaarden.

'Sporumix'

Vervolgens kwam er een nieuwe periode in het leven van Van Dijken. Hij vertelt dat hij als vertegenwoordiger in dienst kwam van het net opgerichte Boerenbelang (COBO), een coöperatie gevestigd in Ruischerbrug. Hij werd benaderd door een werknemer van de COBO die hem vroeg of het niet wat voor hem was om vertegenwoordiger te worden bij de COBO en of hij niet wilde solliciteren. Hij schreef een brief, ging op gesprek en kon per direkt beginnen. Hij deed het werk 40 jaar en heeft nog steeds één keer per jaar contact met de weduwe van de directeur. Voor zijn werk werd hij geridderd.

Van Dijken gaf voorlichting aan boeren over pootaardappelen. Naast de gangbare kunstmest (superfosfaat, kali, kalkammon ed) kwam er, als gevolg van wetenschappelijke inzichten, ook een mix op de markt met sporenelementen die gunstig was voor de aardappelteelt en tevens de voedingswaarde van de aardappelen voor de mens verbeterde. Via de boerinnen zorgde Van Dijken er met een goed verhaal voor, dat de boer deze de mix (genaamd Sporumix) op zijn land ging strooien. Op een gegeven moment verkocht Van Dijken 10.000 kg Sporumix aan één enkele klant (een veeboer). Hij werd eerst door de kunstmestfabrikant onderscheiden als 'Sporumix koning van Nederland' en later als 'Sporumix keizer' en kreeg een excursie naar de fabriek aangeboden.

Van Dijken vindt dat een goede vertegenwoordiger zichzelf moet zijn en niet moet opscheppen. Hij moet gevoel voor het vak hebben en commercieel zijn aangelegd. Verder moet hij niet te trots zijn om op een gegeven moment te vragen of de order door kan gaan. Hij vertelt van een jongeman die geen gevoel had voor het vak wat hem door zijn baas dan ook werd verteld. Hoewel Van Dijken wel eens overwogen heeft om bijvoorbeeld bij een kunstmestfabriek te solliciteren als vertegenwoordiger is hij uiteindelijk altijd bij het zelfde bedrijf werkzaam gebleven. Ook wilde zijn baas hem niet graag laten vertrekken.