Jan Goeverneur: 'In een groen groen knollenland...'

Zijn liedjes zijn bekender dan zijn naam. Bij weinig mensen zal zijn naam meteen een belletje doen rinkelen, maar begin 'In een groen groen knollenland' te zingen en de meesten maken het liedje spontaan af. Hetzelfde geldt voor 'Toen onze mop een mopje was'. Jan Jacob Antonie Goeverneur was in de 19e eeuw de officieuze stadsdichter van Groningen.

Jan Goeverneur: 'In een groen groen knollenland...'

'De musiceerende hazen' is de officiële titel van 'In een groen knollenland' van de Groninger dichter Jan Goeverneur. 

Jan werd in 1809 geboren in Hoevelaken, waar zijn vader op dat moment predikant was. Toen hij zeven was werd zijn vader beroepen in Groningen en kwam het gezin met drie kinderen – Jan was de middelste en de enige zoon – in de Peperstraat terecht. Hij kon goed leren, begon in 1825 aan een studie theologie, maar moest daar een jaar later mee ophouden toen hij werd geveld door de 'Groninger ziekte': door een malaria-epidemie, als gevolg van een overstroming een jaar eerder, stierven bijna drieduizend mensen. Colleges werden drie maanden lang opgeschort en Jan lag ruim een jaar plat: 'Geen dag zonder een lobbigen drank, behalve nog de poeders en de pillen'.

Spotdicht

Goeverneur bleek meer interesse te hebben in de literatuur dan in de godsdienst. In 1827 verschenen twee anoniem uitgegeven bundeltjes met spotgedichten, die waarschijnlijk van de hand van Goeverneur waren. In de boekjes werd een hoogleraar beschuldigd van bordeelbezoek. Deze kocht bijna alle bundeltjes op, liet ze vernietigen en zorgde ervoor dat de Goeverneur veertien dagen huisarrrest kreeg. Deze schreef in die periode een tweede spotgedicht, de Keesiade, waarin hij hetzelfde verhaal nog eens vertelde, maar dan volledig samengesteld uit dichtregels uit de wereldliteratuur. Dit gedicht werd vervolgens decennialang overgeschreven door het studentencorps als onderdeel van de ontgroening, voordat het in 1878 voor het eerst werd gedrukt, lang na de dood van de betrokken hoogleraar.

'Rampzaligst creatuur'

Goeverneur richtte in 1829 de Groninger Studentenalmanak op, maar een jaar later verwisselde hij het studentenleven voor de militaire dienst. Hij meldde zich vrijwillig bij de infanterie en nam in 1830 deel aan de Tiendaagse Veldtocht tijdens de Belgische onafhankelijkheidsstrijd. Hij bleek geen echt soldaat en dichtte over zichzelf: 'Dat hij die rijm’lig van natuur is, in dienst ’t rampzaligst creatuur is'.

Broodschrijver

In 1836 kwam Goeverneur terug naar Groningen, 'om van de pen te leven'. Hij werd een echte veelschrijver en vertaalde en bewerkte ongeveer 180 werken uit verschillende talen en in verschillende genres: romans, historische verhalen en gedichten voor volwassenen en sprookjes, versjes, schoolboeken en liedjes voor kinderen. Het tijdschrift De Huisvriend schreef hij grotendeels zelf vol met allerhande onderwerpen, bijna veertig jaar lang. Het bekendst werd hij echter met Reizen en avonturen van mijnheer Prikkebeen (1858), gebaseerd op een Duitse bewerking van een Frans vervolgverhaal. Goeverneur gebruikte passend onbeholpen kreupelrijm om de lotgevallen van zijn onhandige hoofdpersoon te beschrijven. Het boek werd een succes en beleefde vele herdrukken.

Goeverneur schreef lectuur voor volwassenen, versjes voor kinderen, maar was ook betrokken bij het studentencorps in Groningen. Voor Vindicat schreef hij het zogenaamde 'Zwaardlied', dat tot op heden wordt gezongen bij officiële gelegenheden.

Jan de Rijmer

Al bij leven werd er over Goeverneurs werk gezegd dat het niet bijzonder goed was: 'Hij noemt zichzelven een 'rijmer' en zeker kan menig voortbrengsel zijner pen geen aanspraak maken op hooge poëtische verdienste.'
Goeverneur, die zich ook wel Jan de Rijmer noemde, verwoordde het zelf op deze manier: ''k ben dichter, naar de mensen meenen; Ik voor mijzelf geloof het nauw.' Toch heeft hij de kinderliteratuur blijvend veranderd. Veel van zijn voorgangers en tijdgenoten dichtten brave en moralistische aansporingen tot vlijt, eerlijkheid en deugdzaamheid, maar Goeverneur bracht humor, spanning en relativisme in zijn kinderversjes:

Wie staag op school moet blijven,
Dien zou, naar allen schijn,
Het lezen en het schrijven,
Weldra vervelend zijn.

Geliefd

Goeverneur bleef ongetrouwd en woonde op kamers bij een 'kostjuffrouw' met een flink aantal kinderen, die gek waren op 'Oom Jan'. Hij was een graag gezien figuur op de bloemenmarkt en wandelde vaak met zijn klein zwarte hondje 'Prinses' door de stad, totdat een langzaam slopende ziekte hem aan het bed kluisterde. Hij bleef schrijven, corresponderen en bezoek ontvangen. Op zijn tachtigste verjaardag in 1889 kreeg Goeverneur van vrienden, onder wie Aletta Jacobs en Jozef Israëls, nog een prachtig versierd album aangeboden, maar enkele weken later overleed hij. Zijn graf, op de Zuiderbegraafplaats, wordt nog altijd onderhouden.

 

Bronnen:
Bart FM Droog, Groninger dichters
Beno Hofman 'Bordeelbezoek professor De Waal inspireerde Jan Goeverneur tot dichten van Keesiade', NvhN 29-1-2002
Koninklijke Bibliotheek, schrijversalfabet
Anton Korteweg, 't Is vol van schatten hier...
Ab Visser, Leven van de pen