Pioniersgeest

1949 tot 1966

Jongensstad in Sellingen

In de volksmond bekend als het Boefjeskamp. In het kamp aan de Dennenweg nummer 1 werd geprobeerd om baldadige jongens weer in het gareel te krijgen.

Jongensstad in Sellingen

De speeltuin van Jongensstad Westerwolde, ca. 1962. – Foto: Groninger Archieven

De barakken zijn in 1976 afgebroken. Hier en daar herinnert een ingekerfde naam in een boom nog aan de tijdelijke bewoners. Heel wat jongens moeten er een fijne tijd hebben gehad. Daar is Hélène Scholte (71), oud werknemer van Jongensstad Westerwolde, van overtuigd.
De barakken werden ooit gebouwd voor de werkverschaffing. Tot 1940 was er een landbouwkamp gevestigd, waar jeugdige werklozen een jaar verbleven om een vak te leren. In de oorlog nam de bezetter ze in gebruik. Uit een rapport van de Commissie Kampwerk Sociale Jeugdzorg uit 1949 valt op te maken dat in 1945 jongenskamp Westerwolde werd aangewezen als kamp voor baldadige schooljeugd.

Jongensstad

De volgende decennia verbleven er groepen van zo’n 50 jongens, vaak uit dezelfde stad of buurt, steeds voor de duur van drie maanden. Jongens die zich ‘op een hellend vlak bevonden’. Ongeoorloofd schoolverzuim, straatschenderijen en sporen van verwaarlozing werden specifiek genoemd. Door ze een korte periode uit hun milieu te halen, hoopte men ze weer op het juiste spoor te krijgen, hun belangstelling voor onderwijs aan te wakkeren en ze vertrouwd te maken met het jeugdwerk, in de hoop dat ze zich daar, eenmaal weer thuis, bij zouden aansluiten. Selectie voor verblijf gebeurde door verschillende instanties, met of zonder instemming van de ouders.

Het kamp komt in de volgende jaren regelmatig in het nieuws. En altijd op een prettige manier. Men deed erg zijn best om het imago van het Boefjeskamp op te poetsen. Zo verleende de gemeente Vlagtwedde het kamp in 1951 stadsrechten; de naam veranderde in Jongensstad Westerwolde en de commandant heette voortaan burgo. Het afscheid van burgo Duyker in 1955 haalde ook de krant, evenals het verharden van de toegangsweg in 1959 en de opening daarvan door burgemeester Waalkens.

Voor de liefde

Was er in 1949 één onderwijzer(es) werkzaam in jongenskamp Westerwolde, in 1966, de tijd dat Hélène er werkzaam was, waren dat er zeker vier. Allemaal dienstweigeraars die in het kamp hun vervangende dienstplicht verrichtten.
Hélène had zelf een beschermde jeugd gehad in Schiedam. Ze zat op school bij de nonnen, het St. Lucia in Rotterdam. Na haar opleiding werd ze kindermeisje in het Grand Hotel in Scheveningen, een contract van een jaar. Na dat jaar vertrok ze naar Emmen om, zolang ze geen werk had, op de kinderen van haar oom en tante te passen en werd verliefd op een werknemer van haar oom.
Hélène wilde niet terug naar Schiedam en solliciteerde in 1966 op het Ministerie van CRM in Rijswijk naar de baan in Sellingen. Ze wist niet meer dan dat ze zou gaan werken met ‘debielen’. In de trein op weg naar huis hoopte ze vurig dat ze daar tegen zou kunnen.

Lange dagen

Hélène ging intern, woonde in de vrouwenbarak, samen met twee vrouwelijke collega’s. In haar dagboek staat een lijstje: koffiepot, sprei, kussens, een knuffel, Tomado-rekje, koekoeksklok, een petroleumhanglamp, twee pakken Persil en een droogrekje.
'We hadden elk ons eigen vertrek, dat we zelf in mochten richten. Ik werkte op de administratie. Ik controleerde ook de post aan de jongens: schunnige taal wegstrepen, geld in beslag nemen, maar ook opmerkingen van ouders - ‘we staan om 10 uur bij de poort’ - moesten gemeld worden.'
In 1966 was het regime nog redelijk streng. Structuur was belangrijk, samenwerking, zinnig bezig zijn. De dag begon met het hijsen van de vlag, daarna het gezamenlijke ontbijt. Hélène draaide mee in het hele kampgebeuren. At met de jongens aan een tafel, waarvan de meesten met mes en vork moesten leren eten.

'Zo sneu als ze dat tijdens de ouderdag, halverwege hun verblijf, aan hun ouders lieten zien en dan een draai om de oren kregen! Doe maar gewoon! Ik was 19 en had toezicht op een slaapzaal met 20 puberjongens. Daarbij kwam mijn ervaring als akela bij de padvinderij goed van pas! Ik las de ‘boefjes’ voor, geen probleem. ’s Avonds kwam het personeel bij elkaar in de ambtswoning van burgo Constanze, zo heette hij geloof ik.'

Lichtpuntje

Hélène maakte een aantal keer het wisselen van groepen mee. 'Triest. Je zag ze daarna nooit meer. Je kon alleen maar hopen dat hun verblijf een lichtpuntje was, een mooie herinnering. Van rebels gedrag heb ik nooit last gehad.'
Aan haar baan bij Jongensstad Westerwolde kwam sneller een einde dan de bedoeling was. Hélène raakte zwanger van haar Drentse lief en trouwde. Na haar huwelijk ging ze haar man assisteren in hun eigen bedrijf. De tijd in Sellingen zou ze nooit vergeten.