Pioniersgeest , Wad & Water

1920

Little grey devils from Grunnen - Groninger coasters

Nee, met de Groninger scheepvaart was het in de eerste decennia van de vorige eeuw niet best gesteld. De overgang van houten naar ijzeren schepen verliep langzaam, net als die van zeil- naar stoomvaart. In Groningen lagen de werven aan relatief smalle kanalen waarop grote schepen niet uit de voeten konden. De competitie leek hopeloos verloren. Maar ineens was daar een nieuw scheepstype, de coaster.

Little grey devils from Grunnen - Groninger coasters

Coaster Anda. In het begin van de Tweede Wereldoorlog werd het schip, toen nog genaamd 'Jo', twee jaar ingezet voor de Engelse kustverdediging.

De Groninger scheepvaart begon rond 1920 een nieuwe bloeitijd toen het motorschip zijn intrede deed, voortgestuwd door een dieselmotor. Eigenlijk werd de fase van stoomaandrijving  in het Noorden bijna in z’n geheel overgeslagen. Een bijzondere rol in de ontwikkeling van de scheepsmotor was weggelegd voor Jan Brons, die deze wist te verbeteren. Zijn machinefabriek in Appingedam leverde het leeuwendeel van de motoren voor Groninger coasters.

Coaster

De coaster werd tussen beide Wereldoorlogen hét Groninger schip bij uitstek. De relatief kleine schepen, met een laadvermogen van 300-500 ton, konden gewoon gebouwd worden op de werven aan het Winschoterdiep, Eemskanaal en Damsterdiep waar ze zijwaarts van de helling gleden.

Door hun bescheiden diepgang konden de coasters terecht in alle kleine havens. Ook was het achterland via kanalen en rivieren bereikbaar. Kortom, de coasters waren binnenvaart- en zeewaardig schip in een. De Groninger kapiteins werden wel eens vergeleken met pinguïns: op het land wat onhandig, maar in het water uiterst wendbaar. Engelse concurrenten noemden de Groninger coasters dan ook tandenknarsend ‘little grey devils’.

De grijze schepen waren een vertrouwd gezicht in alle havens aan de Noord- en Oostzee. Een verdere bestemming werd ook wel eens aangedaan, zoals de Noord-Afrikaanse kust en de Middellandse zee. De coasters vervoerden allerlei soorten lading, waarbinnen Groninger exportproducten als strokarton, graan en aardappelen wel een prominente plaats innamen. Uit Groot-Brittannië haalden ze steenkolen en uit Scandinavië hout.

<p>De coaster Eems, in 1929 gebouwd op de scheepswerf Gideon v/h J. Koster aan het Winschoterdiep in Groningen. Foto Roelof Bos, collectie MuzeeAquarium</p>

De coaster Eems, in 1929 gebouwd op de scheepswerf Gideon v/h J. Koster aan het Winschoterdiep in Groningen. Foto Roelof Bos, collectie MuzeeAquarium

Eén op 85

Tot in het derde kwart van de vorige eeuw bestond de helft van de Nederlandse kleine handelsvloot uit Groninger motorschepen. Belangrijke havenplaatsen in de provincie waren de stad Groningen – in het bijzonder de Oosterhaven ­– en Delfzijl. In de havenstad aan de Eems stonden in 1957 maar liefst 143 schepen geregistreerd: dat was één coaster op iedere 85 inwoners! De stad Groningen begon in de jaren ’60 met de aanleg van de Deense, Zweedse en Finse haven – de namen geven al aan dat met Scandinavië intensief contact bestond. Maar toen die gereed waren, was de bloeitijd van de Groninger kustvaart eigenlijk al voorbij.

Bronnen

G. Blijham en W. Kerkmeijer, Nieuw van de bijl. Driehonderdvijftig jaar scheepsbouw langs het Winschoterdiep, 1650-1999 (Bedum 1999).

R. van der Kroef en G. Huiskens (red.), Groninger welvaart. Scheepvaart in stad en ommeland (Groningen 2005).