Wad & Water

1769 tot 1860

Lutje Loug: Papegaaischieten in de polder

Twee Dollardpolders vieren feest. De ene is 250 jaar oud, de andere 200 jaar. De Oostwolderpolder is van 1769 en de Finsterwolderpolder van 1819. Tussen die beide polders ontwikkelde zich een buurtschapje, Lutje Loug, iets ten noorden van Oostwold. Met later een tweeklassig schooltje, wat huizen, boerderijen, een stoomgemaal en een eenzaam zijlhuis.

Lutje Loug: Papegaaischieten in de polder

Het streekje Lutje Loug omstreeks 1910. Het stoomgemaal (1883) en de woning van de sluiswaarder zijn nog niet gesloopt. – Foto: Collectie CHC Oldambt

Als een serpentine kronkelt de beek door het weidse landschap. Wie van bovenaf kijkt ziet een meanderend veenriviertje dat ontspringt in de buurt van Scheemda, door de polders slingert en uitwatert in de Dollard. De Oude Geut wijkt af van het strakke patroon rondom: een streng en geordend land.

Het polderbestuur van de net gereedgekomen Oostwolderpolder (1769) denkt dat deze natuurlijke afwatering zal volstaan. Maar al snel komt het bestuur er achter dat het water zijn eigen vrije loop neemt en onberekenbaar is. En dus benoemen de ingelanden iemand die het water in toom kan houden en laten voor hem een zijlhuis bouwen. Johannes Brunius wordt in 1772 de eerste zijlwaarder oftewel sluismeester in de nieuwe polder.

Taken

Johannes is opgegroeid bij een zijl; zijn vader Abraham is zijlwaarder in de Stadspolder (1740) en woont in Nieuw Beerta. Hij kent dus het klappen van de zweep. Volgens het reglement is Johannes aangesteld om 'op alles wat tot de zijl behoort goede agt te nemen, dat daaraan niets beschadigt of verlustigt wordt.'

Dag en nacht moet hij bij opkomende vloed de sluisdeuren aan de zeekant dichtzetten en bij eb de deuren openen. Verder moet hij ervoor waken dat iets in de sluis wordt gegooid en dat drijvend vuil vastkoekt. Ook verwacht het polderbestuur van hem dat hij de bodem van de Oude Geut ’ploegt’. Ligt er ijs op het water, dan moet hij met de bijl de schotsen kapot slaan. Bij storm en hoge vloed moet hij de dijk in de gaten houden en desnoods met anderen eventuele schade herstellen. Hij krijgt voor al die werkzaamheden een salaris van 200 gulden per jaar en de beschikking over vrij wonen in de sluiswachterswoning, het Zijlhuis genaamd.

Hij mag van het polderbestuur 'herberge houden', hetgeen Brunius ook doet want een inventarisatie van zijn huisraad omvat zes bierpullen en twee jeneverglaasjes.

Twee geweren

Zijn woning richten hij en zijn vrouw eenvoudig in. Uit voorzorg tegen onverlaten die het wellicht op hem en zijn gezin hebben voorzien, schaft hij wapentuig aan: twee geweren, een piek en een sabel. Rond zijn woning houdt hij twee koeien, drie kalveren, drie schapen, een ram en twee varkens.

Hij maakt er, zo valt te lezen in de archieven, er het beste van op die eenzame plek in de weidse polder. In 1791 zorgt hij voor enig vertier en houdt in het Zijlhuis een verloting met als hoofdprijs een melkvaars. En tussen 1802 en 1804, adverteert hij in de Ommelander Courant met papegaaischieten. Deelnemers, zo meldt de advertentie, moeten een blikken vogel van een hoge paal afschieten.

<p>De Oude Geut, het beekje dat nog altijd door de Oostwolderpolder meandert. &ndash; Foto: Jeroen Hillenga</p>

De Oude Geut, het beekje dat nog altijd door de Oostwolderpolder meandert. – Foto: Jeroen Hillenga

'Langdurige sukkeling'

Met zijn eerste vrouw Elisabeth krijgt Johannes Brunius zes kinderen, maar drie ervan sterven jong. Bij de geboorte van het zesde kind overlijdt ook zijn vrouw. Vier jaar later hertrouwt hij en ook bij zijn tweede vrouw Wupke Hinderks krijgt hij zes kinderen. In totaal twaalf kinderen dus, van wie er slechts vijf in leven blijven.

De oudste zoon Abraham (33) komt om op zee bij Noorwegen. Voor de ogen van zijn vrouw verdrinkt hij, aldus de Ommelander Courant, op 14 augustus 1805 'door een stootwind in de Baren der Zee en niet weer gezien en daarom zyn lichaam aan het Gedierte der Wateren moestte overlaten.'

Zelf overlijdt Johannes op vrijdag 13 september 1805 na, zoals zijn vrouw in een krantenadvertentie schrijft, 'een langdurige sukkeling'.

De weduwe mag nog aanblijven als zijlwaarderze maar twee jaar na de dood van haar man neemt ze ontslag. Ze maakt niet meer mee dat in de nacht van 30 september op 1 oktober 1807 bij een vliegende noordwesterstorm en springvloed de sluisdeuren aan flarden slaan.

Ruim tien jaar later zet de mens een stap voorwaarts en begint hij de Dollard verder in te tomen met de inpoldering van de Finsterwolderpolder (1819). Dan ook komt er meer leven in de brouwerij in Lutje Loug en vestigen zich daar de eerste bewoners. Zeker als in 1860 de eerste leerlingen naar het schooltje gaan wordt Lutje Loug een levendige dorpsgemeenschap. Maar dat is een ander verhaal.

 

Bronnen:
Duvekoater van de historische vereniging Scheemda-Midwolda
Website: groninganus.wordpress.com