Thuis in Groningen

1938 tot 1994

Pastorie in de polder

Aan de rand van Drieborg staat een pastorie. Een gebouw uit de jaren vijftig. Monumentaal niet bijster of bijzonder. Niet statig, maar sober. Een pastorie met een verhaal en dus de moeite waard. Sinds kort ontfermt de Stichting Oude Groninger Kerken zich over dit erfgoed. Opdat de herinnering standhoudt.

Pastorie in de polder

Dominee Ader en zijn vrouw Johanna, vlak voordat Ader in 1936 op de fiets naar Palestina vertrok. - Foto: Protestantse Gemeente te Reiderland

In september van het jaar 1938 strijkt een idealistisch domineesechtpaar uit Amsterdam neer in Nieuw Beerta. Bas-Jan Ader en Johanna Appels betrekken de monumentale pastorie in Nieuw Beerta en maken er hun ’nieuwe tehuis’ van. Ze zijn dan drie jaar getrouwd en willen van stond af aan via hun kerkelijk werk een brug slaan tussen boer en arbeider. Ze voelen zich thuis in het Oldambt. Johanna zal later in haar memoires de liefde voor Groningen beeldend beschrijven: 'Ik verloor mijn hart aan land en volk. Aan het land vanwege de spitskool en de bloemen. Aan het volk vanwege de bedeesde vriendelijkheid.'

Rusteloos

Zij houdt van dat weidse landschap, die lege polders. Haar man ook, maar hij is rusteloos van aard. Hij houdt van reizen, van nieuwe horizonten verkennen. Twee jaar voor hun komst naar Nieuw Beerta pakt hij de fiets en vertrekt voor een half jaar naar Palestina. Onderweg loopt hij tyfus op maar herstelt. Ternauwernood overleeft hij in Hongarije als een rol koper van een dak rolt. Via Cairo, Griekenland en Italië keert hij op 20 november 1936 met vrachtboot en trein terug.

Tijdens de bezetting kan ’Domie’, zoals Johanna hem liefkozend, noemt niet werkeloos toezien hoe de nazi’s de Joden uitmoorden. Hij gaat weer op pad. Nu om al fietsend en treinend Joden aan onderduikadressen te helpen. Hij weet driehonderd Joden uit de klauwen van de nazi’s te redden. In de pastorie in Nieuw Beerta verbergt het echtpaar zelf acht mensen. Een NSB’er uit het dorp verraadt het onderduikadres.

Verraad

Domie is niet te stuiten in zijn drang ’Het Kwaad’ te bestrijden. Hij ontvouwt zelfs een plan om Joden uit kamp Westerbork te bevrijden. Door verraad sneeft dat plan. Op 22 juni 1944 volgt zijn arrestatie en op 20 november zijn executie op een heuvel bij Veenendaal. Zestien dagen voor zijn dood wordt zijn tweede zoon Erik geboren, maar dat bericht bereikt hem nimmer in zijn cel.

De nazi’s verjagen Johanna en haar zoontjes uit de pastorie in Nieuw Beerta. Na de oorlog wil ze daar niet meer naar terugkeren, hoewel die woning oogt als een paleisje, majestueus met kozijnen en balken van Amerikaans grenen. Uit eigen vermogen laat zij een huis voor zichzelf en de jongens bouwen aan de rand van Drieborg.

Schaars

Architect Hindrik Tije Timmer, vader van Jan (bekend als mede-bedenker van de Blauwestad) tekent analoog aan de Delftse School een strak en stevig gebouw, met weinig franje hoewel hij boven de voordeur ’romaanse’ boogjes metselt. Johanna legt de architect een kort wensenlijstje voor. De kolossale boekenkast, op maat gemaakt door het bouwbedrijf van haar vader, uit de oude pastorie moet in de studeerkamer passen. En, zo verzoekt zij, de woonkamer moet twee hele grote ramen hebben die ruim zicht bieden op akkers tot de horizon bij Nieuweschans. Zij wil licht en lucht in haar nieuwe woning.

Het bouwmateriaal is schaars in die tijd en dus moet Timmer worstelen met de constructie. Op de vloer geen hout maar beton en spoorstaven van Krupp dienen als gordingen voor het dak. Oudste zoon Bas Jan metselt als jochie van vijf in 1947 de eerste steen.

Johanna wil het kerkelijk werk van Domie voortzetten en sprokkelt geld bijeen voor een leerkamer, vastzittend aan de pastorie. Brand in 1957 verwoest die leerkamer, maar het door een joodse instelling geschonken gebrandschilderde raam blijft gespaard. De voorstelling, een meeuw die jongen onder haar vleugels beschermt, verwijst naar de niet aflatende drang van een markant man die zich bekommert om het lot van de medemens.

Ds. Aderstichting

Johanna Ader-Appels stort een aanzienlijk deel van haar erfenis in het door haar opgerichte fonds dat snel omgezet wordt in de Ds. Aderstichting. Maar ook uit het Oldambt en elders uit het land stroomt geld binnen als eerbetoon aan een man die zijn leven gaf om anderen te redden.

Tot aan haar dood in 1994 zet ze het ooit begonnen werk van haar man gedreven voort. Op haar 67e wordt zij officieel benoemd als predikante. Haar droom is dat haar oudste zoon Bas Jan ook in de voetsporen treedt van pa. Maar hij rebelleert, presteert onder de maat op het gymnasium en luistert naar zichzelf: hij wordt een internationaal gelauwerde kunstenaar die in 1975 bij één van zijn kunstprojecten (een zeiltocht over de oceaan) vermist wordt. Zijn lichaam wordt nooit gevonden; zijn bootje spoelt aan in Ierland.

Voor tweede zoon Erik is de studie theologie ook niet weggelegd. Ook hij komt in opstand en moet van het gymnasium af. Later revancheert hij zich en bekleedt ambassadeursposten in Vietnam, Libanon en Noorwegen.

Dat zij opgroeien zonder vader laat geen littekens achter, zo schrijft hij in het blad van de Groninger Kerken. Beide zoons hebben ondanks hun rebellie tegen de wens van hun moeder een gelukkige jeugd. 'De afwezigheid van een vader was betrekkelijk. Hij was zeer aanwezig in de verhalen in de wijde omgeving waarin met warmte en bewondering over hem gesproken werd.'

Bronnen:
Een Groninger pastorie in de storm, Johanna Ader-Appels
Januarinummer blad van Stichting Oude Groninger Kerken

 

Dit artikel verscheen in februari 2020 in Streekblad Oldambt