Wad & Water
Pekela aan zee
Wie nu aan de Pekela's denkt, ziet rustige langgerekte lintdorpen voor zich, met vriendelijke kanalen waar in de zomerperiode plezierbootjes doorheen tuffen, van draaibrug, naar sluis, naar ophaalbrug. Langs de kades staan huizen waarvan er geen twee hetzelfde zijn. Diezelfde dorpen speelden ooit een grote rol in de serieuze zeevaart, met een fikse vloot en bestemmingen over de hele wereld.
Die bloeiende Veenkoloniale zeevaart was het logische vervolg op de turfvaart. De ontginning liep rond 1800 op zijn eind, de turf was bijna op. De vrij gekomen landbouwgrond was overgedragen aan landbouwers die zich in de Veenkoloniën vestigden. De verveners lieten een stelsel van waterwegen achter, handig voor vervoer en negotie. De turfschippers waren al gewend geraakt aan wat verdere reizen, want door de vraag naar turf vanuit West-Nederland en zelfs Engeland werden Waddenzee, Zuiderzee en Noordzee al bevaren en werden de schepen die op de vele scheepswerven te water werden gelaten, steeds groter en meer zeewaardig.
Veel kapiteins verlegden hun grenzen op zoek naar handel nog verder, vertrokken naar Riga, de Oostzeelanden en plaatsen aan de Middellandse Zee. Wat verder in de tijd werden met kofschepen en schoenerbrikken ook de oceanen bedwongen en was de bemanning weken onderweg naar New York en Rio Grande do Sul in Zuid Amerika en maanden van huis. Alleen al in de Pekela's woonden halverwege de 19e eeuw meer dan 200 zeekapiteins en honderden zeelieden. Het hoogtepunt van de Veenkoloniale Zeevaart lag rond 1870. In dat jaar stond maar liefst 60% van de hele Nederlandse vloot in de Veenkoloniën geregistreerd.
Gezin
Als een kapitein of stuurman uitvoer, ging zijn vrouw vaak mee, samen met de jongste kinderen. Het was al lang niet meer zo dat ze voor de deur aan boord konden gaan. De zeilschepen waarmee de wereldzeeën werden bevaren, waren geen simpele platbodems meer. Nog wel op Pekelder scheepshellingen gebouwd, maar daarna naar dieper water verplaatst, waar ze werden afgebouwd en opgetuigd. Pekela als thuishaven was niet meer mogelijk, maar de kapiteinsgezinnen bleven er wel wonen.
Vlak na de vervening, tijdens de eerste bloeiperiode van de Veenkoloniale Zeevaart, in 1799, lieten Kornelis Jans Boon en Jantje Roelofs Koop een Kapiteinshuis bouwen in Nieuwe Pekela. Over de datum bestaat geen twijfel, want in twee hardstenen 'neuten' onder de voordeur staan de initialen K.J.B. en J.R.K. en het jaartal van de bouw. Dit was de plek waar Kornelis Boon na een lange periode op zee weer thuiskwam met verhalen over zijn reis en souvenirs uit verre vreemde oorden.
Museum
Nooit hadden ze kunnen vermoeden dat die bloeiende zeevaart zou verdwijnen door de opkomst van stoomschepen en dat hun regio geleidelijk over zou gaan op landbouwindustrie. En dat hun woning nog eens een echt museum zou worden zal ook nooit in ze opgekomen zijn. In de kamers waar de kapitein zijn pijp rookte en zijn reizen uitstippelde en waar de vrouw des huizes misschien zijn kapiteinspak verstelde na een lange reis, staan nu alle bewaard gebleven stukken van Pekelder zeevaarders tentoongesteld. Ze zouden er best trots op geweest zijn.
Museum het Kapiteinshuis bestaat inmiddels 25 jaar. Was in het begin het voorhuis nog bewoond, na de ingrijpende renovatie in 2006 is het hele huis als museum ingericht. Ter gelegenheid van het jubileum is een boeiende verhalenbundel samengesteld met ruim 60 foto's getiteld: Goed beschouwd. Het boek geeft een mooi beeld van het leven in Beneden en Boven Pekela rond de 19e eeuw.