Grensland

1940 tot 1945

Van sigarenbandjes tot jodenster: niet weggooien

'Niet weggooien', zo heet de landelijke actie van verschillende musea en instellingen die op 3 mei 2019 in het Noordelijk Scheepvaartmuseum plaatsvond. Bezoekers konden objecten en documenten uit de Tweede Wereldoorlog meebrengen om te laten bekijken, beoordelen en, als ze er vanaf wilden, te schenken. Het Oorlogs- en Verzetscentrum Groningen (OVCG) ontving een aantal prachtige voorwerpen en brieven, waar evenzo prachtige verhalen bij bleken te horen.

Van sigarenbandjes tot jodenster: niet weggooien

Een zeldzame ongebruikte jodenster en een knijpkat, voorwerpen die op 3 mei 2019 aan het Oorlogs- en Verzetscentrum Groningen (OVCG) werden geschonken. - Foto: De Verhalen van Groningen

Dolk

'Mijn moeder werkte tijdens de oorlog in Hotel de Doelen in de huishouding,' vertelt Mark Elzer (1954). Joël Stoppels, een van de aanwezige deskundigen op het gebied van oorlogsgeschiedenis in Groningen, knikt. 'Daar verbleven veel Duitse officieren.'

Elzer gaat verder: 'Mijn vader was glazenwasser en dus altijd op straat. Hij zag van alles. Toen in 1953 het Damsterdiep werd gedempt, zag hij in de modder wat blinken. Hij vond dit.' Elzer haalt uit een doek een goudkleurige dolk, de schede en het heft versierd met hakenkruisen. 'Als kind vond ik het een prachtig ding, heel raadselachtig ook, want er staan tekens op het lemmet.'

Stoppels: 'Dit is een dolk van de Kriegsmarine. Alleen hoge officieren droegen dit soort dolken bij zich, het hoorde bij hun nette uniform. Op de vlucht uit Groningen werden veel van dit soort items weggegooid, omdat de Duitsers ze als ballast zagen. Deze zal in het Damsterdiep gegooid zijn. Voor de Canadezen en geallieerden was dit roofgoed, ze waren heel erg gewild.'

Verduisteringslamp en radio

Annette Koopman uit Haren heeft een tas vol spullen meegenomen, niet om aan het OVCG te doneren, maar om te laten zien en mogelijk in bruikleen te geven. Ze begint met een paar velletjes bonkaarten. Anke Jongste van het OVCG: 'Die mag ik helaas niet meer aannemen. We hebben daar al dozen vol van.' Koopman haalt vervolgens een slinger met Engelse en Nederlandse vlaggetjes uit haar tas. 'Mijn moeder zei dat deze van de bevrijding zijn.' Klaas Niemeijer, ook van het OVCG, komt ook uit Haren en twijfelt. 'Het zou ook wel van een tennistoernooi geweest kunnen zijn. Er is ooit een toernooi geweest waar Engelsen aan meededen. Voor de bevrijding hadden de vlaggetjes Canadees moeten zijn.'

Heel bijzonder is de verduisteringslamp die Koopman vervolgens laat zien. Het is een eenvoudig zwart armatuur, maar de gloeilamp die erin zit, kan gedimd worden door een metalen huls dicht te knijpen, alsof het oogleden zijn. Jongste: 'Ik ken wel gezwarte gloeilampen, maar dit heb ik nog nooit gezien. Heel bijzonder.'

Koopman heeft ook een waarschijnlijk door haar opa zelfgebouwde radio meegebracht, die in een lichtblauw trommeltje is gemonteerd. 'Oh, met nog een Witte Katbatterij!' roept Niemeijer uit. 'Mijn opa werkte bij de NS, ik weet niet of hij bij het verzet zat,' zegt Koopman. Reinder Smith, deskundige van RTV Noord, twijfelt aan de datering omdat er volgens hem onderdelen in zitten die pas na de oorlog zijn uitgevonden, maar Niemeijer weet het vrijwel zeker: 'Als je kijkt naar de geringe hoeveelheid onderdelen en hoe simpel het radiootje in elkaar zit, kun je bijna niet anders dan concluderen dat deze in de oorlogstijd is gemaakt. In Roden hebben we van het OVCG een vrijwilliger zitten, die aan de hand van de gebruikte materialen en gesoldeerde verbindingen kan zeggen of het een echte oorlogsradio is.'

1
OVCG-medewerker Klaas Niemeijer buigt zich over de radio die Annette Koopman heeft meegenomen. - Foto: Stella Dekker, De Verhalen van Groningen
1
Na de bevrijding werden onderduikers voorzien van een 'duikkaart', die hun afwezigheid in de ambtelijke administratie rechtvaardigde. - Foto: Stella Dekker, De Verhalen van Groningen
1
Bezoekers en deskundigen bekijken verschillende meegebrachte voorwerpen tijdens de Niet Weggooiendag in het Noordelijk Scheepvaartmuseum op 3 mei 2019. - Foto: Stella Dekker, De Verhalen van Groningen
1
'Bonkaarten mogen we niet meer aannemen.' Het OVCG heeft er al te veel in de collectie. - Foto: Stella Dekker, De Verhalen van Groningen

Jongensboek

'Mijn vader is drie jaar geleden overleden,' vertelt Käthy de Jong. 'Hij vertelde altijd veel verhalen en heeft van zijn oorlogstijd een hele map met foto's, pamfletten, persoonsbewijzen en andere documenten.' Henk de Jong werd geboren in 1924 en moest in augustus 1943 gaan werken in Duitsland, nadat hij gearresteerd was op een onderduikadres. Hij kwam op een scheepswerf in Lübeck terecht, waar hij onderzeeërs moest bouwen bij de Lübecker Flenderwerke. Het verslag van De Jong leest als een jongensboek. De twintigjarige jongen maakte foto's van zijn vrienden en van Lübeck, maakte vriendinnen met Oekraïense krijgsgevangenen en haalde grappen uit met officieren, die zijn acties lang niet allemaal konden waarderen. Toen de scheepswerf in het voorjaar van 1945 werd gesloten, moest hij bomen omhakken en hout zagen en nadat op 3 mei schepen waren gebombardeerd in de Lübecker Bocht, werden hij en zijn medegevangenen aan hun lot overgelaten. Een avontuurlijke reis terug naar Appingedam volgde, waar hij door zijn dolblije familie werd onthaald.

De map met documenten die De Jong heeft aangelegd, bevat onder andere een aantal zeldzame pamfletten. 'Deze briefjes werden door de geallieerden uitgestrooid boven Duitse steden,' vertelt Joël Stoppels. 'Het was niet de bedoeling dat je daarmee rondliep.' De Jong heeft er misschien wel twintig, in zeer goede staat, al die tijd bewaard. Stoppels: 'Op den duur gingen de Duitsers zelf ook pamfletten uitstrooien boven de steden, waardoor de bevolking nog meer in de war raakte. Ook bijzonder vind ik, dat hij gewoon foto's kon maken. Deze is van 1e pinksterdag 1944. Ze zien er niet uit alsof ze het erg zwaar hadden.'

De Jong: 'Mijn vader kon er mooi over vertellen. Na de oorlog heeft hij nog een familie in Duitsland bezocht, met wie hij veel contact had. En een van de Oekraïense dames wilde wel met hem mee naar Nederland; ze kon vanwege de politieke omstandigheden niet terug naar haar eigen land.'

Henk de Jong, inmiddels overleden, schreef zijn herinneringen aan de oorlogsjaren op in een boekje, dat in eigen kring werd uitgegeven. Op veel van de foto's in het boekje staat Henk, met rond gezicht en blond golvend haar, sigaretten rokend te midden van vrienden. Hoewel hij ook schrijft over angst en verschrikkingen, lijkt het erop dat Henk het door de bank genomen best naar zijn zin heeft gehad in Duitsland.

Ongebruikte jodenster

De zussen Margriet (1961) en Feikje (1951) Withoff uit Assen kwamen bij het opruimen van het ouderlijk huis een knijpkat tegen, maar ook een ongebruikte jodenster. Beide voorwerpen doneren ze aan het OVCG. Het lapje stof waarop de ster is gedrukt, is een beetje gevouwen, maar verder nog als nieuw. Anita Selen-Boonstra van het OVCG merkt op dat ze één keer eerder een ongebruikte jodenster heeft gezien. Hij is dus behoorlijk zeldzaam. Ze wil graag weten hoe deze ster in hun bezit is gekomen.

'We hebben geen idee hoe onze ouders hieraan zijn gekomen. Vader was PTT'er, misschien heeft hij bij Kamp Westerbork gewerkt? We weten wel dat hij in het verzet heeft gezeten, maar weten niet wat hij heeft gedaan. Hij sprak er ook nooit over. We hebben thuis overigens ook nog een aantal patroonhulzen, van die grote. Wil het OVCG die ook hebben?'
Selen-Boonstra: 'Dank u mevrouw, maar daar hebben we er al heel veel van, misschien wel te veel.'

Liefdesbrieven

Tom Heyne (1952) schenkt op deze dag de briefwisseling tussen zijn vader en moeder aan het OVCG. 'Mijn vader kwam uit Valthermond, een katholieke enclave. Toen hij opgeroepen werd om te gaan werken in Duitsland, kwam hij terecht in Finkenwerder, bij Hamburg. Daar heeft hij drie jaar gezeten, onderzeeërs bouwen. Mijn moeder zat bij de katholieke meisjesbond. Het Rode Kruis verzorgde levensmiddelenpakketten voor de dwangarbeiders en die meisjes schreven daar opbeurende briefjes bij. Haar eerste briefje begon met 'Beste meneer Heyne', maar dat ging al snel over in 'Lieve Jo'. Ze hebben elkaar na de oorlog gevonden en zijn in 1948 getrouwd.'

Heyne heeft zowel de briefkaarten van zijn moeder als van zijn vader. De handschriften zijn klein en priegelig, maar getuigen van een opbloeiende verliefdheid. Zijn vader is twee jaar geleden overleden, zijn moeder al bijna vijfentwintig jaar geleden.
'Veel last van de oorlog heeft mijn vader niet gehad. 'Ik heb er nooit wakker van gelegen,' zei hij altijd. Mijn vader werkte eerst in een fabriekshal, maar dat leek hem bij een bombardement niet zo veilig. Toen is hij op een scheepskraan terechtgekomen, dertig meter boven de Elbe. Na een groot bombardement op Hamburg moest hij helpen lijken onder het puin uit te halen in de stad. 'Ga iets leuks doen met je jeugd,' zei hij tegen zijn kinderen en kleinkinderen, 'want die heb ik nooit gehad'.

Schoonvaders

De vader van Kor Vos was groentekweker in Sappemeer en ontving het Mobilisatie-Oorlogskruis. 'Hij lag als soldaat in Haarlem en toen de Duitsers kwamen, waren de officieren binnen de kortste keren weg. Hij en zijn vrienden hebben hun geweren in het Spaarne gekwakt en zijn teruggelopen, met een oversteek over het IJsselmeer. Mijn moeder was toen zwanger.'

Vos heeft verschillende documenten meegenomen, onder andere van zijn schoonvader en van de schoonvader van zijn dochter. 'Mijn schoonvader werkte in de oorlog als belastingambtenaar, maar zijn fiets werd telkens in beslag genomen. Op den duur kreeg hij briefjes mee: 'Das Fahrrad ist dienstlich nötig und kann nicht beschlagnamt werden'. Die vrijstelling moest hij elke keer weer laten verlengen: ik heb verschillende van deze briefjes. En na de bevrijding heeft hij gewerkt als grenswacht, ik heb hier een armband. Hij moest de boeven die ertussen zaten, tegenhouden bij de grens. Jaren later werd er een monument onthuld in het bijzijn van prins Bernhard. Door het oprakelen van de geschiedenis is hij toen de kluts kwijtgeraakt, hij werd kierewiet. Hij liet zich er niet over uit, maar bij die herdenking is er iets in hem geknapt. Ik heb ook nog een wapenvergunning van hem uit de oorlog, hij liep gewapend rond. Maar wat er is gebeurd, weten we niet.

De schoonvader van mijn dochter, die in Amsterdam woonde, was tewerkgesteld in Spreefurt [nu Uhyst] in het uiterste oosten van Duitsland. Op een kaart heeft hij de hele route ingetekend die hij naar huis heeft afgelegd na de bevrijding.'

<p>De route van Spreefurt (Uhyst) in het oosten van Duitsland tot aan Amsterdam, die een ex-krijgsgevangene aflegde in 1945. - Foto: De Verhalen van Groningen</p>

De route van Spreefurt (Uhyst) in het oosten van Duitsland tot aan Amsterdam, die een ex-krijgsgevangene aflegde in 1945. - Foto: De Verhalen van Groningen

Lepel

Gertruud van der Leest – ten Kate en haar partner schenken een zilveren lepeltje aan het OVCG. Op de achterkant is de naam 'Samuel' ingegraveerd. 'Wij hebben het gevoel dat dit niet bij ons moet zijn,' vertelt Van der Leest. Ze heeft geprobeerd uit te zoeken waar de lepel vandaan komt. 'Mijn stiefvader was in de oorlog procuratiehouder van de darmenhandel Gebr. Van Geuns, die werd geleid door twee joodse broers. Volgens het familieverhaal is dit lepeltje samen met ander bestek, zoals een visbestek, tijdens de oorlog voor een joodse familie bewaard in die darmenfabriek. Na de oorlog heeft mijn stiefvader het bestek mee naar huis genomen. In 1954 trouwde hij met mijn moeder en in die tijd is het bestek verkocht, alleen dit lepeltje bleef. Ik weet niet of hij het bestek gekregen heeft omdat de oorspronkelijke eigenaars de oorlog niet hebben overleefd of omdat niemand van hen zich in Groningen heeft gemeld.'

Anita Selen-Boonstra: 'Dit vind ik een heel interessant verhaal. Je kunt echt gaan speuren naar de Samuel van wie de lepel is geweest.'
Van der Leest: 'Dat hebben we ook geprobeerd. Het zilvermerk geeft aan dat de lepel in 1909 of in 1934 is gemaakt. We konden twee Samuels vinden die in die jaren in Groningen geboren zijn. Maar er is nog heel veel dat we niet weten.'
Selen-Boonstra neemt het lepeltje dankbaar in ontvangst. 'Ik ga kijken of ik erachter kan komen!'

Brieven van een sterfbed

Maaike Rogge (1945) was een paar weken oud toen haar vader op tragische wijze overleed. Ze toont een aantal documenten en brieven van hem. Klaas Niemeijer: 'Een kaart van de O.T., die zie je niet zo vaak. De O.T., dat was de Organisation Todt, die mannen verplichtten om putjes te graven, tankgrachten en loopgraven.'

Rogge: 'Mijn vader, Jan Rogge (1910) is omgekomen nadat op 3 februari 1945 de trein waar hij in zat, werd gebombardeerd door Engelse jagers. Er zaten nog meer O.T.'ers in de trein, een aantal is omgekomen. Ik was toen een paar weken oud. Mijn vader leefde nog en werd naar een ziekenhuis in Heerenveen gebracht, waar hij drie weken later toch is overleden. Een deel van zijn been lag eraf. Hij heeft een paar brieven naar huis geschreven toen hij daar lag.'

De brieven, met potlood geschreven op dun papier, tonen een onregelmatig handschrift, waarschijnlijk als gevolg van de pijn die hij moet hebben geleden. 'Ik was het vierde kind, net een paar weken oud. Als gevolg van zijn overlijden ben ik in een pleeggezin terechtgekomen.'

'In rook opgegaan'

Vlak voor het einde van de inbrengmiddag komt Jan Kramer (1945) het Noordelijk Scheepvaartmuseum binnenwandelen met een paar schoolschriftjes. Het zijn de verzamelingen sigarenbandjes die hijzelf en zijn vijftien jaar oudere nichtje Mientje Drijfhout hebben ingeplakt. Op de eerste bladzijde van Mientjes schriftje treffen we een verrassing aan: sigarenbandjes met de beeltenissen van Hitler en Mussolini, maar ook van Stalin, Haile Selassie en de koning van Noorwegen. 'Tja, bevriende staatshoofden,' zegt Kramer. 'Mijn nichtje woonde in de conciërgewoning in het stadhuis van Leeuwarden. In de jaren dertig heeft zij deze sigarenbandjes bij elkaar gespaard, na de oorlog, toen ik ermee begon, kreeg ik haar schriftje. Toen bleek Hitler ertussen te zitten.' De grappen in het Scheepvaartmuseum zijn niet van de lucht. 'Die bleek de sigaar...!'

<p>Sigarenbandjes uit het schriftje van Mientje Drijfhout: Hitler als bevriend staatshoofd. - Foto: De Verhalen van Groningen</p>

Sigarenbandjes uit het schriftje van Mientje Drijfhout: Hitler als bevriend staatshoofd. - Foto: De Verhalen van Groningen