Grensland

1940

De dodenbus met Pekelders

Op 10 mei 1940 vallen de Duitsers Nederland binnen. Ons land vecht terug. Maar de gemobiliseerde militairen hebben geen schijn van kans. Voor sommigen eindigt de eerste dag van de oorlog al met de dood. Eén van die slachtoffers is Aaldrik Wijsbeek, een 19-jarige Pekelder.

De dodenbus met Pekelders

De gebombardeerde  bus met militairen op 10 mei 1940 om 15.00 uur bij de Postbrug op de grens van Sassenheim en Oegstgeest. - Foto: Dick Breedijk

De dag staat in haar geheugen gegrift. Welke dag van het jaar weet ze niet meer; ze is pas negen jaar, maar wel herinnert ze zich wat ze zag. Zwaantje Niezen (geb. 1930) brengt met haar moeder haar oudste broer Hendrik weg naar de bus bij de IJsbaanlaan in Oude Pekela. Nederland roept vanaf augustus 1939 op tot mobilisatie. Hendrik is al in dienst geweest maar ook hij moet heen. Van zolder haalt hij een kartonnen doos met zijn uniform en trekt zijn militaire kloffie aan. Zo’n rare pofbroek tot over de knieën, herinnert Zwaantje zich, met daaronder om de kuiten lappen stof gewikkeld. 'Dat goedje stonk enorm naar mottenballen.'

Moeder en de kleine meid begeleiden Hendrik naar de bushalte. Daar ziet ze iets wat ze haar leven lang niet zal vergeten. Bij de bushalte staat ook de 19-jarige Aaldrik Wijsbeek, zoon van fabrieksarbeider Frederikus en Stijntje Koers. Het gezin woont achter in het veld, weet ze, in wat in de volksmond bekend staat als Dekkersoord. Zwaantje is getuige van een ongewoon tafereel. 'Hij stond te schreien. Ik hoor hem nog tegen mijn moeder zeggen: 'Ik zai Pekel nait weer.''

Waar broer Hendrik gelegerd is, weet ze niet meer maar hij stuurt naar huis ansichtkaartjes met bollenvelden. 'Dat vond ik als kind prachtig, al die kleuren.' Vijf dagen biedt het Nederlands leger weerstand; dan volgt de overgave. Eenmaal weer thuis moet Hendrik zich opnieuw melden, nu voor de Duitse Arbeitseinsatz. Na een akkefietje daar met een bewaker slaat hij op de vlucht. Thuis verbergt hij zich op zolder of tussen de bonenstokken waar. 'lutje wicht' hem vaak huilend aantreft.

Bomkrater

Aaldrik Wijsbeek overleeft, zoals hij al voorvoelde, de oorlog niet. Op 10 mei 1940, de vrijdag van de inval van de nazi’s, is een bus met 39 gemobiliseerde soldaten op weg naar de militaire basis Valkenburg nabij Den Haag. Bij de Postbrug tussen Sassenheim en Oegstgeest bombarderen de Duitsers om drie uur in de middag de colonne van drie bussen. Zestien militairen uit de voorste bus, onder wie Aaldrik en de chauffeur, zijn op slag dood. Zevenentwintig raken gewond, van wie er later vijf aan hun verwondingen bezwijken. De vliegtuigbom slaat een enorme krater in de grond. In allerijl worden tien van de lichamen, niet meer apart te identificeren, in die kuil begraven. Onder de zestien slachtoffers ook Jakob Poelman uit Onstwedde. Een andere Pekelder, Meint Engels, 23 jaar en net getrouwd, sterft diezelfde dag ook, niet als gevolg van dat busbombardement maar bij de verdediging van vliegveld Valkenburg. In het ziekenhuis van Leiden bezwijkt hij nog diezelfde 10e mei.

<p>Het provisorisch graf van de slachtoffers. - Foto: Dick Breedijk</p>

Het provisorisch graf van de slachtoffers. - Foto: Dick Breedijk

Rechtszaak

Na dat drama ontstaat een wat onverkwikkelijke briefwisseling tussen de eigenaar van het weiland waar tien van de slachtoffers provisorisch begraven zijn en de gemeente Sassenheim. De gemeente wil op die grond een gedenknaald van 2,5 meter hoogte, een kruis, eerst van hout, later van steen. Dat valt niet in goede aarde bij de boer. Zo’n kruis, meent hij, beneemt hem het uitzicht. Bovendien is in de gemeentelijke schets een omheining getekend met punten en die kunnen het vee verwonden, is zijn argumentatie. Het geschil komt zelfs voor het gerecht. De rechter geeft de boer gelijk, de gemeente haalt bakzeil en laat een passende herinnering vervaardigen.

Abel Sanders

In de dodenbus zit nog een Pekelder, Abel Sanders, 25 jaar. Hij raakt zwaargewond, maar herstelt. Sanders, bouwkundig tekenaar, belandt daarna in het verzet. Lang blijft zijn verzetswerk bij de bezetter onopgemerkt. Echter, kort voor de bevrijding op 15 maart 1945 – zijn verjaardag – arresteren de Duitsers hem en sluiten hem op. Hij deelt een cel met de kunstenaar Hendrik Nicolaas Werkman. In die cel bevindt zich ook rijwielhandelaar E. Glaudé uit de Stad die in zijn memoires enkele herinneringen aan Sanders wijdt. Hij schrijft dat de SD’ers Sanders uren verhoren, hem volstoppen met cognac en sigaretten en hem aan het eind van het verhoor toesnauwen dat hij binnen een paar dagen 'onder de keien zal liggen'.

Hetgeen ook geschiedt. In de vroege morgen van 10 april 1945, drie dagen voor de bevrijding van dat deel van het Noorden, voeren de Duitsers tien gijzelaars naar Bakkeveen af en executeren hen koelbloedig. Na de executie verorberen de beulen in het nabijgelegen café uitsmijters met melk.

Laatste rustplaats

Sanders krijgt zijn laatste rustplaats op de RK begraafplaats van Oude Pekela; Aaldrik Wijsbeek wordt in 1973 herbegraven bij de Grebbeberg, evenals Meint Engels. Zwaantje Niezen, dan getrouwd met Johan Frederik de Ruiter, bezoekt die plek met haar man. Ze is onder de indruk: 'Dan komt alles weer boven. Ik heb hem als laatste gezien. Niemand bracht hem naar de bus.'