Pioniersgeest

1815 tot 1939

De reis van de chilisalpeter naar Delfzijl

Boeren in Groningen hielden zich al eeuwen bezig met het zoeken naar betere productiemethoden, toen in de negentiende eeuw het gebruik van kunstmest in zwang raakte. Maar de Groningers vertrouwden het 'witte goudje' maar niks: ze waren gewend aan stalmest en wat was de uitwerking van dat witte poeder, dat ook nog eens duurder was in aanschaf dan de mest die van eigen boerderij kwam? Toch bleek het witte poeder, dat uit de Chileense woestijn kwam en hier bekend werd onder de naam chilisalpeter, van levensbelang. De Verhalen van Groningen besteedde in de zomer van 2016 aandacht aan de reis van de chilisalpeter, op ZomerWelVaart en tijdens Delfsail.

De reis van de chilisalpeter naar Delfzijl

Grote driemasters vol chilisalpeter in de haven van Delfzijl, ca 1905-1915. - Foto: www.beeldbankgroningen.nl

'Een goudje van niks'

De 19e eeuw: vernieuwingen in de landbouw, maar geen kunstmest in Groningen

Aan het einde van de achttiende eeuw begon de wereldbevolking sterk toe te nemen, waardoor ook de vraag naar levensmiddelen toenam. In Groningen kregen afgegraven veengronden een nieuwe bestemming als landbouwgrond en bij de Waddenzee werden grote stukken land ingedijkt, zoals de Noordpolder boven Warffum in 1811, de Oostpolder bij Uithuizermeeden in 1856 en de Eemspolder in 1876. Al die nieuwe grond werd benut voor de graanteelt, die de boeren rijk en welvarend maakte.
Gedurende de gehele negentiende eeuw waren Groninger boeren bezig de landbouw efficiënter te maken. Ze ontwikkelden nieuwe machines en experimenteerden met verschillende methoden. De Duitse chemicus Justus von Liebig had al in 1840 aangetoond dat planten voor hun groei afhankelijk zijn van een aantal mineralen, met name stikstof. Maar de Groninger boeren bleven terughoudend in het gebruik van kunstmest, een “goudje van niks”. Liever gebruikten ze stalmest. 
Aan de andere kant van de wereld intussen werden in de Chileense woestijn salpetermijnen opgestart: chilisalpeter bleek de perfecte kunstmest en zou de Groninger boeren nog veel meer welvaart gaan brengen.

Een proefveld met aardappelen bij station Sappemeer. - Foto: www.beeldbankgroningen.nl (1986-15187)
Een proefveld met aardappelen bij station Sappemeer. - Foto: www.beeldbankgroningen.nl (1986-15187)

Een dorp in de woestijn

Het leven in de Chileense salpetermijn

Chilisalpeter is de gangbare naam voor natriumnitraat en het ontleent een deel van zijn naam aan zijn vindplaats: de kurkdroge Atacamawoestijn in Chili. Toen halverwege de negentiende eeuw bekend werd dat stikstof een belangrijk mineraal was dat de groei van planten bevorderde, openden met name de Engelsen mijnen in de Chileense woestijn om de chilisalpeter te delven en als kunstmest te verschepen naar Europa.
Het leven in de mijndorpen was hard en zwaar. De mannen hakten de brokken chilsalpeter los, de vrouwen kookten, wasten, onderhielden de kantoren van de directie en breiden verbandwindsels. Er waren winkels, een schooltje, een tandarts, een sportveld en een klein theater. De huizen waren bedekt met zinken daken en hadden zo min mogelijk ramen. Overdag brandde de zon, maar 's nachts kon het vriezen. De veelal buitenlandse directieleden woonden in luxere onderkomens. De arbeiders hadden geen eigen bezit en kregen hun loon in fiches, die ze alleen in het eigen mijndorp konden besteden. Al het water moest met tankwagens worden aangevoerd, want in de Atacamawoestijn regende het slechts eenmaal in de tien jaar.

Reis om de wereld in 100 dagen

Enorme viermasters vol chilisalpeter bevaren de oceanen

Het witte poeder werd naar de haven van Iquique gebracht, waar het in zakken van 80 kilo werd genaaid. Die zakken gingen vervolgens per roeiboot naar een van de tientallen klaarliggende oceaanschepen, die een reis van ruim 20.000 kilometer voor de boeg hadden. Een vertrekkend schip werd met veel ceremonieel en uitbundigheid uitgezwaaid, waarbij de kapitein alle andere schepen in de haven op drank trakteerde.
De grote viermastbarken vertrokken vaak aan het begin van de zomer op het zuidelijke halfrond, omdat het weer bij de altijd stormachtige Kaap Hoorn dan milder was. Na het ronden van de gevaarlijke zuidpunt doorkruisten ze vervolgens van zuid naar noord de hele Atlantische Oceaan. Het duurde ongeveer 100 dagen voordat chilischepen aankwamen in de Europese thuishavens Liverpool of Hamburg.
Als de lading door Nederlandse firma's besteld was, voer de chiliboot naar Rotterdam. Tot 1900 werd alle Nederlandse chilisalpeter in het westen aan wal gebracht. Het waren drie eigengereide Groningse boeren en mesthandelaren die Delfzijl rond de eeuwwisseling tot de Nederlandse salpeterhaven maakten.

Het Duitse chilischip Erbrin in de haven van Delfzijl, ca. 1910. - Foto: www.beeldbankgroningen.nl (1986-10343)
Het Duitse chilischip Erbrin in de haven van Delfzijl, ca. 1910. - Foto: www.beeldbankgroningen.nl (1986-10343)

'En nog wat, ie mouten meer kunstmest bruken'

ca. 1885: het gebruik van kunstmest neemt sterk toe

Aan het einde van de jaren zeventig van de negentiende eeuw werd de Europese markt overspoeld met goedkoop Amerikaans graan. In Nederland ontstond een ruim tien jaar durende landbouwcrisis, die de Groninger boeren dwong om hun productiemethoden drastisch te veranderen. Het gebruik van kunstmest kreeg eindelijk voet aan de grond in Groningen. Op zijn sterfbed in 1878 sprak een boer uit Garsthuizen tegen zijn nabestaanden: “En nog wat, ie mouten meer kunstmest bruken.”
In het Nieuwsblad van het Noorden verscheen de 'Vragenbus voor den landbouwer', waar rijkelijk gestrooid werd met adviezen om 'chili' te gebruiken. Ook de Pekelder Klaas de Vrieze (1836-1915) werd pleitbezorger voor de chilisalpeter. In 1850 moest hij als jongen het witte poeder nog bij maanlicht over een proefveldje uitstrooien om naburige boeren niet kwaad te maken, maar in zijn boeken uit 1899 en 1907 kon hij jubelend schrijven dat er in Groningen “meer kunstmest gebruikt wordt dan in enig ander land ter wereld.” Op het standbeeld dat na de dood van De Vrieze voor hem werd opgericht, staat bewonderend: “Hij wees de landbouw nieuwe wegen, den boer tot heil, het land ten zegen.”

Delfzijl als chilihaven

Vanaf 1905: Groninger kunstmestfabrikanten en de 'chilikeuning'

De eerste 'chiliboot' loste in februari 1905 haar lading in Delfzijl, na een reis van 124 dagen. Deze eerste vracht salpeter was in opdracht van een Groningse kunstmesthandel rechtstreeks naar Delfzijl verscheept.
Het Groninger driemanschap Van Hoorn, Luitjens en Kamminga begon in 1891 een grote kunstmestfabriek in Kostverloren. Het bleek een gouden greep: het bedrijf groeide al snel uit tot een van de grootste kunstmestfabrieken van Nederland. Al snel werd het bedrijf zo machtig dat het zelf Duitse chilischepen kon charteren, die vanaf 1905 hun lading in Delfzijl losten. Toen Kamminga in 1933 ongetrouwd en kinderloos overleed, kwam zijn vermogen terecht in een fonds dat nog jaarlijks wordt aangewend voor sociaal-culturele activiteiten in de provincie Groningen.
De salpeterhandel legde ook de Delfzijlster ondernemer Berend Blaauw (1876-1954) geen windeieren. Toen hij in de gaten kreeg dat er een flinke markt was voor de chili, huurde hij een loods op het haventerrein. Hij zorgde voor kranen, opslagruimte en bootwerkers als er een chilischip gelost moest worden en regelde het transport naar het achterland. Cargadoor en expediteur noemde hij zich voortaan, maar in de volksmond stond Blaauw al snel bekend als de 'chilikeuning van Delfsiel'.

'Alsof je tegen ijsbergen aankeek'

Het lossen van de chiliboten in de haven van Delfzijl

Na de reis van drie tot vier maanden waren de balen chili in het ruim soms helemaal vastgekoekt. Bootwerkers moesten de zakken met koevoeten loswrikken en die keiharde pakken van wel 100 kilo op de schouders nemen.
Het werk werd nog zwaarder na afloop van de Eerste Wereldoorlog. Jarenlang had de haven van Delfzijl geen salpeterschepen gezien, omdat deze in de Chileense havens vast lagen. Toen de Duitse tallships in 1920 binnenliepen, bleek dat de zakken, die jarenlang in het ruim hadden gelegen, stuk gegaan waren. Er brak een staking uit, want de Delfzijlster bootwerkers hadden de grootste moeite de lading te lossen. “De zakken salpeter zaten zo vast, dat zij slechts met de grootste moeite konden worden losgemaakt en gedeeltelijk moesten worden uitgehouwen en uitgesneden. De emballage was geheel vergaan en bij de minste aanraking scheurden de zakken.” Ondanks aanvankelijk weigeren van de havenbazen, kregen de bootwerkers toch een loonsverhoging. Later werd de salpeter los in de ruimen gestort; met houwelen en later met luchtdrukhamers hakten de arbeiders de witte brokken los. “In het ruim van de chiliboten was het, alsof je tegen ijsbergen aankeek. Flinthard.”

'Suikerbieten groeien beter met chilisalpeter!'

Groei en bloei op het Groninger land

Tussen 1905 en de Tweede Wereldoorlog brengen de grote viermasters met grote regelmaat chilisalpeter naar Noord-Groningen. De handel bloeit, maar de landbouw misschien nog wel meer. Waar boeren voorheen slechts één keer per drie jaar aardappelen op hun akkers konden verbouwen vanwege uitputting van de grond, lukt het dankzij de chili nu twee keer. En niet alleen de frequentie neemt toe, ook de opbrengsten verveelvoudigen.
Stro was vroeger nodig voor de bemesting en verluchting van de zware klei, maar nu gaat het als zelfstandig product naar strokartonfabrieken, die op volle toeren draaien.
In de jaren dertig loopt de salpeterinvoer terug, vanwege de wereldwijde economische crisis, maar ook vanwege de ontwikkeling van synthetische kunstmeststoffen. Tijdens de Tweede Wereldoorlog heeft Delfzijl zwaar te lijden onder beschietingen en bombardementen, en pas rond 1950 is de haven weer terug op zijn oude niveau. De ranke chiliboten zijn dan al lang en breed vervangen door dieselschepen en er wordt nog maar weinig kunstmest gelost in Delfzijl. De opkomst van de intensieve veehouderij zorgt ervoor dat er ruim voldoende stikstofrijke mest voorhanden is. 'Suikerbieten groeien beter met chilisalpeter!' adverteert men nog in de jaren zeventig, maar midden jaren tachtig is het gedaan met de chilischepen in Delfzijl.

Documentaire Het witte goud

Deze samenvatting van de documentaire Het Witte Goud is gemaakt in samenwerking met de Stichting Beeldlijn. Beeldlijn maakt sinds 1988 documentaire films over kunst, cultuur en landschap in het Noorden. Sinds kort wordt ook de mogelijkheid aangeboden om, tegen betaling, verschillende documentaires via de pc of tablet te bekijken. Bekijk bijvoorbeeld via deze link de gehele documentaire over ‘Het Witte Goud’.

De film is geïnspireerd op het boek het boek Windjammers in Delfzijl. De route van de chilisalpeter geschreven door Aafke Steenhuis