Pioniersgeest
Groningen geeft energie
In vroeger tijden turf, heden ten dage gas. De provincie Groningen is al eeuwenlang een leverancier van brandstoffen voor de rest van Nederland: vroeger was het turf, tegenwoordig is het gas. Maar welke brandstoffen gebruiken en gebruikten de Groningers zelf?

Hout is eeuwenlang de voornaamste brandstof geweest van de Groningers. Hoewel het waddengebied drassig was en er nauwelijks bomen of struiken groeiden, waren de zuidelijker gelegen Hondsrug en het Westerwold dicht bebost. De oudste nederzettingen of archeologische resten zijn dan ook in het zuiden van de provincie te vinden. In de Veenkoloniën zijn tienduizend jaar oude haardkuilen teruggevonden; sporen van rondtrekkende jagers en verzamelaars die op houtvuur hun voedsel bereidden.
Veen
Dat droog veen goed kon branden, was waarschijnlijk al eeuwenlang bekend door natuurlijke veenbranden. Toch duurde het tot in de tiende eeuw van onze jaartelling voordat er een begin werd gemaakt met het afgraven van het veen. In eerste instantie was het veen vooral interessant als landbouwgrond, want rogge wilde er goed op groeien. Pas in de zeventiende eeuw gingen de veengronden 'op de schop'. De vervening geschiedde onder leiding van de stad Groningen, die de regie strak in handen had. Koloniën als Pekela, Hoogezand, Sappemeer, Veendam, Wildervank waren eigendom van de Stad en werden steeds verder ontgonnen. Groningen hief verder belastingen op het vervoer van en de handel in turf door anderen en werd zo schatrijk.
Turf was de voornaamste brandstof van huishoudens in de achttiende en negentiende eeuw, hoewel hout ook nog altijd gestookt werd. Door de massale beschikbaarheid van turf vestigden tal van industrieën zich in Groningen, zoals glasblazerijen bij Nieuw-Buinen, aardappelmeel-, suiker- en strokartonfabrieken.
'Eigen' Stadskanaal
In de achttiende eeuw wist Groningen na een strategisch gespeeld politiek spel alle macht in de veengebieden naar zich toe te trekken door een kanaal te laten graven langs de grens met Drenthe. Langs dat Stadskanaal ontstonden mettertijd nederzettingen en kwamen nieuwe gemeenschappen als Stadskanaal en Musselkanaal tot bloei. Het Stadskanaal was in de negentiende eeuw een van de drukst bevaren kanalen van Nederland.

Steenkool
Maar aan het einde van de negentiende eeuw raakte het veen langzaam op. Door verbeterde transportmiddelen werd het bovendien steeds goedkoper om steenkool aan te laten voeren, per trein vanuit de Limburgse mijnen, of via Delfzijl en het Eemskanaal per schip uit Engeland en Duitsland. Tussen 1925 en 1935 verdubbelde in Groningen het totale verbruik van steenkool voor de industrie en voor huishoudens verdrievoudigde het. In 1930 functioneerde bijna alle Groningse industrie al op steenkool. Tijdens de Tweede Wereldoorlog leefde de turfindustrie echter korte tijd weer op: andere brandstoffen waren nauwelijks meer voor handen vanwege de schaarste.
Elektrisch
Aan het einde van de negentiende eeuw was ook het elektrische licht ontwikkeld. Jan Evert Scholten, zoon van de beroemde industrieel W.A. Scholten en zelf ook zakenman, diende in 1894 een voorstel in, waarmee hij het centrum van Groningen van elektrisch licht wilde voorzien. De gemeente reageerde echter negatief omdat het plan te duur zou zijn en omdat ze zelf een eigen centrale wilde exploiteren. Scholten richtte in 1895 toch de Groninger Electrische Blokverlichting-Maatschappij (GEBM) op, die 22 klanten van elektriciteit voorzag. Ook andere ondernemers leverden stroom aan een kleine kring. Pas in 1900 zag de gemeenteraad in, dat een eigen elektriciteitscentrale wel eens een winstgevende onderneming kon worden. De gemeente nam in 1902 een particulier bedrijf over en breidde het netwerk in de jaren daarna snel uit. Tien jaar later richtte ze het Provinciaal Elektriciteits Bedrijf op en in 1924 was het PEB de enige leverancier van stroom in Groningen. In 1930 werd de Helpmancentrale gebouwd, die zijn naam dankte aan de nabij gelegen stadswijk. Na de Tweede Wereldoorlog werd de fabriek uitgebreid tot tien turbines. In het gebouw, waar tot 1982 stroom werd opgewekt, huist nu de Mediacentrale.

De andere Groningse elektriciteitsfabriek, de Hunzecentrale, is bijna dertig jaar lang een van de blikvangers in het Groninger landschap geweest. De karakteristieke vijf schoorsteenpijpen van 121 meter hoog aan de zuidoostkant van de stad stonden zelfs als bakens vermeld op zeekaarten. In eerste instantie draaide de centrale op kolen, maar na de aardgasvondsten in Groningen werd ze verbouwd tot de eerste op aardgas gestookte elektriciteitscentrale van Nederland. In 1995 werd de Hunzecentrale gesloten; haar rol werd overgenomen door modernere fabrieken in de Eemshaven. De vijf schoorsteenpijpen werden april 1998 onder veel belangstelling van media en publiek opgeblazen.

Gas
Aan het einde van de negentiende eeuw werden de huizen van de meer welgestelde Groningers verlicht met gaslampen, maar na de introductie van elektrisch licht stapten de meesten gauw af van deze toch niet ongevaarlijke vorm van verlichting. De laatste straatlantaarn op gas werd in de jaren dertig vervangen. In de steden bleven veel huizen wel aangesloten op stadsgas, verkregen uit steenkoolverbranding. Aardgas werd vooral gezien als een bijproduct van aardolie, hoewel hier en daar wel woningen aangesloten waren op het gas uit lokale veldjes.

'Rijke aardgas-ader bij Slochteren ontdekt'
Op 29 mei 1959 begonnen ingenieurs van de NAM 's ochtends om 5.45 uur aan een proefboring op de locatie Slochteren-1. Iets minder dan twee uur later was het raak: het Groningenveld werd aangeboord. Het nieuws kwam in kleine berichtjes in de kranten. Het Nieuwsblad van het Noorden meldde op 25 september 1959 dat er een 'Rijke aardgas-ader bij Slochteren ontdekt' was.
'Volgens een gerucht zouden de boringen bij Slochteren de tot nu toe rijkste aardgasader hebben opgeleverd, maar van de zijde van de N.A.M. kon hiervan geen bevestiging worden verkregen. […] Het is waarschijnlijk, dat het aangetroffen gas in Slochteren zal worden geëxploiteerd.'

De werkzaamheden van de NAM waren voor omwonenden hoogstens interessant. Af en toe waren er grote vlammen zichtbaar die hoorden bij het affakkelen van aangetroffen gas. Hier en daar werden proefboringen gedaan, maar het bleef rustig.
Ruim een jaar later sprak de Belgische senator Leemans in het Europees Parlement over een gasveld van zo'n 300 miljard kubieke meter in Nederland. 'De Belg […] zou met deze verklaring een tot op heden goed bewaard geheim hebben onthuld,' meldde het Nieuwsblad van het Noorden:
Het is een feit dat de Nederlandse Aardolie Maatschappij, die de exploitatie verricht, van olie- en aardgasbronnen, haar ontdekkingen niet rondbazuint. Het is tevens een feit, dat boortorens en de grote vlammen na ontdekkingen in dit vlakke land niet geheim kùnnen blijven. […] De N.A.M. acht het onmogelijk dat het aardgasveld van Slochteren de 300 miljard m3 aardgas zou kunnnen bevatten, die de Belgische senator noemde.
De NAM verklaarde niet lang daarna dat er inderdaad wat gas was gevonden, maar bleef de exacte grootte van het Groningenveld nog lang afzwakken. De werkelijke grootte van het veld bleek de stoutste verwachtingen te overtreffen. Niet 300 miljard kubieke meter gas zat er in de grond, maar bijna het tienvoudige. Met 2800 miljard kubieke meter is het aardgasveld van Slochteren nog altijd het grootste van Europa.
Welvaart
Na de Tweede Wereldoorlog was er een groot gebrek aan woningen. De bevolking groeide sinds het begin van de twintigste eeuw voortdurend en in de jaren veertig en vijftig werden er talloze goedkope huurwoningen gebouwd. Meestal werd maar één ruimte verwarmd en gezinnen zaten rond de kolenkachel of in de keuken. Centrale verwarming bestond nog nauwelijks. Ook toen de welvaart toenam, bleef de Nederlander zuinig stoken.

De Nederlandse overheid wilde de gevonden aardgasvoorraad graag te gelde maken, maar er was dus weinig vraag bij de zuinige consument. Amerikaanse deskundigen adviseerden om woningen aan te sluiten op aardgas: als het gas eenmaal werd gebruikt voor de verwarming van het huis, zou de gezinsconsumptie van aardgas met een factor tien toenemen, was de ervaring in de Verenigde Staten.
Met deze stijging in het vooruitzicht werd de Gasunie in het leven geroepen, het bedrijf dat verantwoordelijk werd voor het transport en de verkoop van het Groninger gas. Binnen zes jaar had de Gasunie vergoedingen geregeld voor bijna 100.000 landeigenaren en pachters die delen van hun land beschikbaar moesten stellen voor het aan te leggen gasnet. Ondertussen werd de consument bestookt met subsidies en reclamecampagnes over de voordelen van aardgas.

En het werkte. Tussen 1963 en 1973 steeg het gemiddelde gasverbruik van 300 naar 3300 kubieke meter. Binnen vijf jaar namen de Nederlanders massaal afscheid van hun sobere stookgedrag en in steeds meer huizen werd centrale verwarming geïnstalleerd. In de jaren zestig liep het percentage huizen met cv op tot 30 procent en begin jaren '70 werd deze manier van huisverwarming standaard in alle nieuwbouw. Tegelijk met de aansluiting op aardgas werd bij veel boerderijen op het platteland ook elektriciteit en in sommige gevallen zelfs stromend water aangelegd. Een stille revolutie had zich voltrokken. De kolenboer was voorgoed uit het straatbeeld verdwenen.
Wakker geschud
Het Groninger gas bracht de Nederlanders niet alleen de luxe van een geheel verwarmd huis, maar droeg ook flink bij aan de overheidsbegrotingen. Nederland was rijk. De kolenmijnen in Limburg werden weliswaar gesloten, maar daar stond werkgelegenheid in de tuinbouw tegenover: jaarrond waren verse bloemen, tomaten en komkommers te koop uit kassen die verwarmd werden op aardgas.
De jaren '70 en '80 kenmerkten zich in de provincie Groningen door economische achteruitgang. De agrarische industrie zakte in en de werkloosheid steeg tot ver boven het landelijke gemiddelde. Steeds meer noordelijke politici spraken over 'achterstelling van het Noorden': van de aardgasbaten zagen de Groningers zelf hoegenaamd niets terug. Vakbondsman Fré Meis organiseerde in 1980 een protestrally met 226 auto's tegen de overheid, die wel gas uit Oost-Groningen won maar het 'wingewest' niet uit de economische misère hielp.

Op tweede kerstdag 1986 trof een aardbeving met een kracht van 3.0 op de schaal van Richter de stad Assen. Een jaar later schokte de grond onder Hooghalen. Seismologen van het KNMI stonden voor een raadsel. Zo noordelijk in Nederland waren nog nooit aardbevingen voorgekomen. Pas veel later werd een verband gelegd met de gaswinning van de NAM. Dat bedrijf zelf verwees elk oorzakelijk verband 'naar het rijk der fabelen'. Veel Groningers die op of in de buurt van het gasveld woonden, voelden af en toe wat trillingen, maar pas in 2012 ontstond flinke paniek na een beving met een kracht van 3.9 bij Huizinge.
Duurzaam Groningen
In het eerste decennium van de eenentwintigste eeuw ontstond er langzaam maar zeker meer oog voor het opraken van fossiele brandstoffen. Onderzoek naar alternatieve vormen van energie nam een vlucht, voortbordurend op ontwikkelingen die al in de jaren '70 werden gestart. In 2006 werd begonnen met de plaatsing van 88 windmolens in de Uithuizerpolder en niet veel later volgden windmolens bij Delfzijl en de Eemshaven. De aanleg van een windmolenpark voor de kust begon in 2014. In heel de provincie staan ruim 200 windturbines.
Als het gaat om innovatie op het gebied van duurzame energie, is de provincie Groningen van de partij. De Euroborg, stadion van FC Groningen, is een van de eerste grote stadions met geïntegreerde zonnepanelen op het dak. Verder worden er proeven gedaan met drijvende zonnepanelen en is een groot deel van het gas dat in de stad Groningen wordt verbruikt, al sinds 2011 afkomstig uit de (groene) vergisting van huishoudelijk afval.

Het verbruik van energie kan in Groningen echter nog wel omlaag. Gasverbruik in Groningen ligt ongeveer vijftien procent boven het landelijke gemiddelde. Deels komt dit door de gemiddeld grotere oppervlakte van de woningen en doordat in het noorden de temperaturen meestal lager zijn dan in de rest van het land. Bovendien zijn de Groningse woningen de oudste van het land (meer dan de helft is gebouwd voor 1970 en ruim een kwart zelfs voor 1945), wat een laag energieverbruik soms moeilijk maakt. Toch is er in de gemiddelde huishoudens nog veel te winnen op het gebied van isolatie en besparing.

Voor dit artikel is dankbaar gebruik gemaakt van een aantal online bronnen, die gelinkt zijn in de grijze rechterbalk.