Wad & Water
1762
Een kaarsrecht Stadskanaal
In 2015 vierden we twee verjaardagen: 250 jaar Stadskanaal en 400 jaar Semslinie, de eerste, kaarsrechte grens tussen Groningen en Drenthe. De geschiedenis van deze twee jubilea is nauw verweven met die van de stad Groningen.
Ten zuiden en oosten van Groningen lagen de uitgestrekte veengebieden van het Bourtangermoeras. Al in de zestiende eeuw was de stad begonnen met het laten afgraven van het veen als brandstof (turf) en met het in cultuur brengen van het afgegraven land. Alle turf moest naar de stad worden vervoerd, zodat Groningen er belastingen en tolrechten over kon heffen en lucratieve handel kon drijven.
Semslinie
Het Bourtangermoeras lag deels in Drenthe en met dat gewest was Groningen voortdurend in conflict over het bezit van grondgebieden. In 1615 legden beide partijen zich neer bij de grens die getrokken werd door Johan Sems namens Groningen en Johan de la Haye namens Drenthe. Ze trokken een kaarsrechte lijn tussen Wolfsbarge bij het Zuidlaardermeer en Ter Haar, net boven Ter Apel. Hoewel er nog lang gesteggeld werd over de precieze loop van de grens rondom Ter Apel, was het grote veengebied nu verdeeld en kon de ontginning beginnen.
Al het Groningse veen uit het Bourtangermoeras werd via kanalen en het matig bevaarbare riviertje de Hunze naar de stad vervoerd. De waterwegen waren bijna allemaal in het bezit van Groningen, dat goed verdiende aan de tolrechten. Daarom wilde de stad ook het Drentse veen, aan de andere kant van de Semslinie, wel door haar kanalen leiden.
In het geheim
In 1762 besloot Groningen in het geheim tot de aanleg van een nieuw kanaal om zo de Drentse veenhandel naar zich toe te trekken. Ze sloot stilletjes contracten met Drentse veeneigenaren en kocht gronden op. In 1765 ging bij Bareveld, ten zuiden van Wildervank, de eerste spade de grond in voor het 38 kilometer lange, acht meter brede en twee meter diepe Stadskanaal, dat parallel liep aan de Semslinie.
Twee jaar later was de aanleg ongeveer 140 meter gevorderd, maar in de jaren daarna werd een graafsnelheid gehaald van tot 400 meter per jaar. In 1815 was het diep aangelegd tot de plaats waar de huidige watertoren van Stadskanaal staat en in 1856 bereikte men de Duitse grens.
Drukte
Turfschepen voeren af en aan en het Stadskanaal was een van de drukste vaarroutes van Nederland. Wachttijden liepen op bij de verschillende sluizen en tolhuizen en er werden cafés en winkels gevestigd. Zo ontstonden de plaatsen Stadskanaal en Musselkanaal.
Nadat het veen was afgegraven, werden er op de vrijgekomen grond vaak aardappelen verbouwd, die ook weer via het Stadskanaal naar Groningen gingen. Meer dan een eeuw lang was het Stadskanaal een levensader voor Groningen, maar door de opkomst van steenkool als brandstof verloor het veen en dus ook het kanaal gaandeweg aan betekenis. In de jaren dertig van de twintigste eeuw werd het Stadskanaal, door schaalvergroting in de scheepvaart en vrachtvervoer over de weg, een steeds rustiger vaarwater.