Pioniersgeest

1924

De voeger uit Uithuizen

In 1924 huwde Jan Boon met Helena Zant. Zij woonden in Uithuizen. Na vier jaar hadden ze drie kinderen. Er moest daarom brood op de plank komen. Jan, van beroep voeger, nam bij verschillende aannemers het voegwerk aan. Zo werkte hij aan het nieuwe gemeentehuis in Nieuwolda. Dit werd in 1928 gebouwd op de plaats van een oude school en stond naast de marechausseekazerne.

Op zondagavond werd er voor drie dagen een mand met proviand gevuld. Zo kreeg Jan brog besmeerd met ruzzel (roggebrood met varkensvet) mee. Dit werd verpakt in kranten. Verder nam hij gemalen koffiebonen, een fles met petroleum, een petroleumstelletje, een stormlamp, een klein keteltje en een kroes mee. 

Drie uur fietsen

Maandagochtend om half vijf kwam Jan uit de veren. Helena was er al eerder uit om het vuur aan te wakkeren. Het moest stil gebeuren, want de kindertjes lagen te slapen in de bedstee. Helena wilde ze niet te vroeg over de vloer. Terwijl Jan zich aankleedde zette zij thee en smeerde voor hem het brog. Jan moest goed gevoed op pad. Van Uithuizen naar Nieuwolda was het drie uur fietsen. Met goed weer geen ramp, maar bij regen en wind viel het niet mee. Goede regenkleding had hij niet. Wanneer hij in een regenbui was beland, moest Jan in een natte ommejassenboksum (broek) aan het werk.

Op een keer werd Jan op weg naar Nieuwolda staande gehouden door stakende landarbeiders. Zij eisten betere levensomstandigheden en een hoger loon van de rijke graanboeren. De landarbeiders vroegen Jan: "Ben jij een werkwillende landarbeider?" Toen hij hen alles had uitgelegd, mocht hij doorgaan.

Steenworp

Voor Jan aan het voegen ging, wierp hij zo ver mogelijk langs de muur een steen. Tot waar de steen gevallen was, wilde hij komen: dat was nog eens discipline! Op het bouwterrein was nog de waterput van de oude school. Daaruit haalde hij water om zich om kop te wissen en er koffie mee te zetten. Jan maakte een tijdelijk kamertje voor zichzelf in de kluis van het nog niet afgebouwde gemeentehuis. Houtschaafsel, altijd te vinden in de bouw, deed dienst als matras en zijn jas werd gebruikt als deken. Het keteltje met water voor de koffie werd op het petroleumstelletje gezet. Bij de smid (Van Dijken) mocht hij ‘s avonds de krant komen lezen en kreeg hij een kop koffie. Jan vond de mensen in Oost-Groningen gemoedelijker dan op het Hoogeland. Op een avond kwam de politie op het licht van de stormlamp in het gemeentehuis af. De politiemannen vroegen Jan wat hij in het gemeentehuis te zoeken had. Hij vertelde: "Ik voeg hier het gemeentehuis en heb mijn eigen menoazie." Daarop vertrok de politie.

Het gemeentehuis van Nieuwolda in 1945 - Foto: www.beeldbankgroningen.nl (1986-14025)
Het gemeentehuis van Nieuwolda in 1945 - Foto: www.beeldbankgroningen.nl (1986-14025)

In tranen

Op woensdag fietste hij weer naar het Lage van de Weg in Uithuizen om een mand met brog tot zaterdag te halen. Helena trof hij vaak in tranen. Drie kleine kinderen, waarvoor ze geen box, kinderstoel, kinderwagen of wegwerpluiers had. Wanneer Helena met haar huishouding bezig was, werden de kleine kinderen op een stoel gebonden of aan een lijn gezet. Iedere dag weer was er in bed geplast. Het waren geen gemakkelijke tijden voor haar. Wat wel aanwezig was, was ook nog eens primitief: het water kwam uit de put, er werd met turf gestookt en op een petroleumstel gekookt en olielampen verlichtten het huisje. Soms wilde Helena wel in het Boterdiep springen! Jan was altijd van huis.

Jan heeft heel wat omkrabd: de zuivelfabriek in Bedum, Stichting Wagenborgen, boerderijen, woningbouw en het stationsgebouw van Winsum.