Wad & Water

1650

Eenden en sneeuwklokjes in de Wytsemakooi

De vervallen Wytsemakooi, ten noorden van Uithuizermeeden, is een eendenkooi in bezit van Natuurmonumenten. Een oase van rust te midden van agrarisch gebied, waarvan veel dieren dankbaar gebruikmaken. Eén van de gidsen is Chiel Ording, die al bijna 40 jaar een oogje in het zeil houdt en dit gebied kent als zijn broekzak. We starten in de punt van het vrijwel driehoekige terrein, op de huiswierde waar het kooikershuis stond. Daar was de laatste kooiker tot 1969 actief, het is rond 1970 afgebroken.

Eenden en sneeuwklokjes in de Wytsemakooi

De Rensumaborg, ca. 1910-1925. - Foto: W.F. Pastoor, collectie Groninger Archieven

De pijp uit

De Wystemakooi is grotendeels dichtgegroeid, maar de structuren zijn nog goed herkenbaar. Vanuit de onregelmatig gevormde centrale plas lopen zes slootjes, de vangarmen of pijpen. Dat maakt deze kooi bijzonder, want meestal heeft een eendenkooi er maar vier. Bij een in gebruik zijnde eendenkooi zijn de slootjes omheind met rieten schuttingen om de kooiker uit het zicht te houden. In de plas zwemmen tamme eenden die de overvliegende eenden, die vanaf het wad op zoek zijn naar zoet water, het idee geven dat het er veilig is. Afhankelijk van de windrichting bepaalt de kooiker welke arm hij gaat gebruiken, want eenden hebben een goede neus; zij moeten niet afgeschrikt worden door zijn geur. Ook gebruikt hij wel een brandende turf om zijn geur te maskeren.

Daarna past hij de aloude truc toe. Zijn hondje (het speciaal voor deze taak gefokte en opgeleide kooikershondje) scharrelt tussen de schermen door, wekt de nieuwsgierigheid van de eenden en lokt ze zo de pijp in. De tamme eenden weten dat daar voer klaarligt. Als ze de bocht van de gebogen sloot om zijn, komt de kooiker tevoorschijn, waardoor ze verschrikt de kooi aan het uiteinde invluchten en in het vanghokje terecht komen. Daar gaan ze dan letterlijk ‘de pijp uit’.

Rensumaborg

De Wytsemakooi is de oudste eendenkooi van Groningen. Hij wordt al op kaarten uit de tweede helft van de zeventiende eeuw, dan nog buitendijks, aangegeven. De kooi behoorde tot het bezit van de Rensumaborg. De heer van een borg had zogenaamde ‘heerlijke rechten’, daaronder viel ook het recht om op een bepaald grondgebied te jagen en een eendenkooi te hebben. Hij kon dit ‘recht van eendenkooi’ verpachten aan een kooiker. Het grootste deel van de vangst ging naar de eigenaar van de kooi, de rest van de opbrengst was voor de kooiker. Hij verkocht de meeste eenden in de buurt, maar vele gingen ook naar de stad toe.

Sneeuwklokjes

Het leven van de eendenvangst was geen vetpot, dus zocht de kooiker naar aanvullende bronnen van inkomsten. Hij had wat land waar hij een paar koeien had lopen, werkte als landarbeider en deed dienst als mollenvanger. De zachte velletjes kon hij verkopen. Ook bezat hij vaak visrechten waar hij inkomsten uit kreeg. Maar één van deze kooikers wist dat stinzenplanten zeer geliefd waren en legde zich toe op het kweken van sneeuwklokjes, waarvan de bolletjes behoorlijk wat opbrachten. In de loop der tijd zijn deze verder verspreid door reeën die krabbend de grond omwoelen op zoek naar vitaminerijke bolletjes van het speenkruid. Het resultaat is in het voorjaar prachtig.

Meer informatie over de Wytsemakooi kun u vinden op www.natuurmonumenten.nl/hoge-land.

Sneeuwklokjes in de Wytsemakooi. - Foto: Emmy Wagenaar Hummelink
Sneeuwklokjes in de Wytsemakooi. - Foto: Emmy Wagenaar Hummelink