50 jaar Lauwersmeer
Frieda Buitjes over Zoutkamp als vissersdorp
Frieda Buitjes is geboren en getogen in Zoutkamp. De familielijn van Buitjes gaat terug naar 1620, naar de stamvader Krijn. Hij had vier kinderen: Jantje, Jan, Klaas en Krijn. Frieda’s broer en haar neef hebben elk een zoon Krijn, dus die voornaam leeft voort. De familie Buitjes bestond eeuwenlang uit boeren, handwerkslui en vissers. Ze woonden in en rond Zoutkamp en Vierhuizen. Naast de Zoutkamper tak is er ook een Veenkoloniale tak. Die laatste is ontstaan doordat in het midden van de 19de eeuw Jacob Pieters Buitjes zich als binnenvaartschipper vestigde in Veendam.
Frieda:
‘Mijn vader kon heel goed vertellen. Uit zijn verhalen heb ik meegekregen dat door de beide takken van onze familie, Buitjes en Bol, werd gevist en gevaren. De broers van mijn opoe, Opoe Buitjes-Bol, Trienkje, zijn beiden omgekomen op zee. Eén van hen wordt genoemd in het boek van Erik de Graaf uit Warffum die vertelt over de vader van de tekenaar Marten Toonder. Deze vader van Marten Toonder die miste letterlijk de boot: Evert Bol stapte wel op een boot, maar is in de Golf van Biskaje verdronken. Van mijn opa Buitjes zijn ook meerdere familieleden op zee gebleven, onder andere bij de stormramp in 1883. Dit had zoveel impact, dat van mijn opoe mijn vader en mijn oom niet de zee op mochten; op geen enkele wijze. Het werd hen ten strengste verboden want zij wilde niet weer beleven dat er familie op zee bleef. Ze werden respectievelijk huisschilder en timmerman. Maar het bloed kruipt uiteindelijk waar het niet gaan kan en mijn vader is toch visser geworden en heeft dat beroep zijn leven lang uitgeoefend.'
Visserij in mijn jeugdjaren
'In mijn eigen jeugdjaren, ik was een kind, leefde Zoutkamp door en met de visserij. Met kleine garnalenkotterschepen gingen vissers de Lauwerszee op en visten op garnalen en vis. Mijn vader voer als knecht op de ZK4, de Albatros. De schipper en de eigenaar was Floris Brian. De verhoudingen waren dan niet als baas en knecht, maar als gelijken die samen een bedrijf runden. Mijn opa Buitjes viste nog met een sloep en een zeiltje, daar hebben wij thuis nog een vage foto van, je kunt het je bijna niet meer voorstellen. Een replica van zo’n sloep ligt nu bij het Visserijmuseum in de binnenhaven van Zoutkamp.'
'In mijn vroegste herinnering hoorde ik de klompen van Floris door het gangetje klepperen. Hij haalde mijn vader ’s morgens altijd op om te gaan vissen, heel vroeg, zo meestal rond een uur of vier, half vijf. Mijn vader at dan zijn bord Brinta op. Zijn overall hing in het ‘achterhoes’ en zijn klompen stonden bij de achterdeur, een gestreepte canvastas op het aanrecht met de ‘snibbel’ erin en een slok koude koffie. Dan hoorde je twee paar klompen door het gangetje en zodra ze weg waren, kropen mijn broer en ik om de beurt bij mijn moeder in bed. Lekker warm. Later op de middag kwamen ze dan weer terug met de vangst en moesten ze lossen in de vishal, waar nu botenbouw ‘Gruno’ is gevestigd. Wanneer het goed uitkwam, konden ze door de sluis, want soms moesten ze buiten blijven liggen om te lossen aan het korte hoofd. Dan werden de korven en de kisten via het middenstuk, een betonnen soort ‘glijbaan’, tussen de trappen aan de vroegere zeedijk, naar boven gesleept en naar de afslag gedragen, of met de kar gebracht.'
'Op de dijk verzamelde iedereen zich zo tegen het eind van de middag, wanneer ze dachten dat de schepen zouden binnenkomen. Dan stonden er ook oudere dorpelingen en kinderen om te zien wie er binnenkwam en hoe de vangst was. Wij konden aan het topje van de mast zien wie er binnenkwam. Nu kan ik dat niet meer, want je ziet het niet meer. Als wij geluk hadden, dan mochten we nog wel eens een stukje meevaren naar de afslag. Dan tilde mijn vader ons in de sluis tijdens het schutten aan boord, maar wel handen binnen boord, hè!'
Visafslag en klussen
'Op de afslag was het altijd drukte van belang. Garnalen en vis werden verhandeld. Kooplui en kijkers liepen door elkaar heen en ook toen al kwamen er dagjesmensen naar Zoutkamp om te zien hoe de schepen binnen kwamen en hoe er handel werd gedreven. Het was voor ons een onderdeel van de dag om na school naar de haven te gaan; dat was ons leven. De haven lag vol met garnalenkotters en er was altijd reuring en gedoe, altijd leven en actie.
De geur van vis en garnalen, de zurige geur uit de ‘Blomkesloods’ van Brands. Mijn broer en ik zeiden altijd als Kees Verkerk en Ard Schenk gewonnen hadden: ‘Ze hebben een krans van Brands’. Soms rook je, als de wind goed was, ook de geur van de garnalendrogerij, zoals je nu ook weer de geur van garnalenpelbedrijf Heiploeg kan ruiken als de wind uit de verkeerde hoek komt. Maar ja, als het stinkt op Zoltkamp dan wordt er geld verdiend en dat is nog steeds zo.'
'Op de zaterdag waren mijn pa en alle andere vissermannen aan boord om klussen te doen en netten te repareren. Meters netten lagen toen over het havenmuurke. Om tien uur kwam de bemanning altijd bij ons thuis in het kleine keukentje om koffie te drinken. Dat was altijd heel gezellig en er werd over van alles gesproken, visserij, politiek en de dorpsroddel. Het zat er vol en toch kwamen er soms nog meer mensen bij. Krukjes werden aangesleept en wij stonden dan tussen de benen te luisteren naar de sterke verhalen en andere gesprekken.'
'Struinen' aan de kust
Toen ik wat ouder was, mocht ik op een zomerdag samen met mijn vriendinnen na het eten nog even naar de dijk wanneer de ‘Badboot’ aankwam. De boot van Schiermonnikoog vertrok uit Zoutkamp en ging via Oostmahorn naar het eiland. Dat was altijd een drukte van belang. Het in- en uitschepen van de badgasten: alle dagen een attractie. Wij als kinderen stonden daar en opgeschoten jongens natuurlijk die de meisjes moesten keuren en de jonge vrouwen die alle jonge stoere mannen moesten bekijken. Er stond op het Korte Hoofd (steiger) een wit houten hokje voor de kaartverkoop. En wij struinden daar bij laag water om onder het Korte Hoofd, om te kijken of er nog geld lag wat mensen uit de ‘knip’ (beurs) hadden laten vallen. Er zaten namelijk behoorlijke kieren tussen de planken. Maar zelf heb ik daar ook eens mijn zilveren ringetje verloren. Er zat een rood steentje in, ik weet het nog goed.
'Mijn jeugd bestond uit rondstruinen op en rond het water, op de dijk, zwemmen of pootjebaden in die grote en leuke sluis;, of hutten bouwen achter de dijk. En als ik het nu goed bedenk, hadden wij van jongs af aan al heel veel vrijheid. Ik heb nog het beeld dat ik met mijn vader naar de dijk ging om te zien hoe de golven over de dijk sloegen bij stormweer en springtij. Bang? Nee, ik ben eigenlijk nooit bang geweest.'
Afsluiting van de Lauwerszee
'Er zal in dat keukentje van ons ook wel zijn gediscussieerd over de afsluiting van de Lauwerszee. Over die gesprekken weet ik niet zoveel meer. Wel dat de sfeer rondom de afsluiting het huis binnenkwam en dat er onrust was; er werd veel vergaderd bij ons thuis. Mijn vader was een intelligente man en wist zijn standpunten weer te geven. Hij was er faliekant op tegen, zoals de hele visserij in Zoutkamp was. Ze zijn in protest naar Groningen geweest om garnalen en vis uit te delen. Ook zijn ze naar Den Haag geweest om het standpunt kenbaar te maken… Maar ja, kleine burgers, vissers uit Zoutkamp, uit Groningen, wat waren zij eigenlijk? Ze waren maar een heel klein onderdeeltje in dat hele grote spel.'
'Ik weet nog goed hoe kwaad mijn vader was bij de afzinking van de laatste caisson, waarbij wij als schoolkinderen geacht werden naar Lauwersoog te gaan met de hele school, op de fiets: ‘Hoe bedenken ze het? Die boeren daar in Ulrum, wat hebben ze er voor verstand van? Een dochter van een visserman naar dat spektakel te laten gaan? Dat gebeurt niet!’ Duivels was hij.
Die middag heb ik wel de koningin gezien die op bezoek kwam, langs de kade in Zoutkamp. De vissers zaten met de ruggen naar haar toe als protest en de vlaggen hingen halfstok; wel een statement voor die tijd want ja, wie deed dat, met de rug naar de koningin? Wel begrijpelijk, natuurlijk vanuit hun standpunt: hun broodwinning werd hun afgenomen zoals het toen leek. Er werd niet naar ze geluisterd en naar hun idee werden ze weggezet als onbetekenend.'
Na de afsluiting
'Floris Brian heeft zijn schip na de afsluiting gesaneerd en verkocht. Mijn vader had er al een paar fuiken staan en is volledig overgegaan op de palingvisserij op de voormalige Lauwerszee. Hij kreeg samen met twee andere lieden toen een vergunning. Hij viste op een gesaneerd visserskottertje, de ZK 38, dat hij de ‘Aegir’ noemde. Hij heeft zo nog jaren gevist en mijn broer heeft het later voortgezet totdat die overschakelde op de garnalenvisserij. Momenteel is hij nog steeds garnalenvisser op de ZK 37, ‘Aaldert van Thijs. Mijn vaders naam is Aaldert en Thijs was mijn opa.
Na de afsluiting veranderde alles in Zoutkamp. Geen visserij meer, geen reuring om de afslag in de haven, geen badboot. In de plaats daarvan kwam een droogvallende zee met heel veel vieze geuren; heel veel stank van dode dieren. Er was geen eb en vloed meer en alles wat met visserij te maken had, ging naar Lauwersoog. Toen ik later met vakantie ging naar Denemarken rook ik daar weer de geur in al die haventjes zoals het vroeger bij ons was. Ik dacht: ja, zo rook het bij ons ook. Mijn vader had niks te zoeken op Lauwersoog, ook niet voor het zondagse ritje. Net als zoveel vissermannen kon hij het niet verkroppen dat hem onrecht was aangedaan, ondanks dat hij later toch een goede broodwinning had uit de palingvisserij op het Lauwersmeer.'
Gedichten
'Tot slot heb ik een tweetal gedichten rond de afsluiting van de Lauwerszee. Dit zijn er maar twee, maar er zijn veel meer gedichten en verhalen geschreven door Zoutkampers en oud-Zoutkampers, rondom dit gebeuren dat op het dorp toepassing is. Ze geven iets weer van hoe de sfeer toen was, hoe men daar tegenover stond, indertijd.'
Zoltkamp, dat waas:
klompgeklebber ien ’t holst van de naacht,
en even loader ’t geronk van motoren
van schepen dei boetendieks gingen.
Zoltkamp, dat waas:
wieder op daag het terugkomen van buurman verderop,
mit liesleerzen aan en körf vis op zied,
’t gezicht ien gedachten verdaipt.
Zoltkamp, dat waas:
de reuk van gernoadedreugerijen
en rikken mit schaar hier en doar,
en de reuk van gaseulie en zolde zeewiend,
ien blaauwe truien en topke mutsen.
Dat waas Zoltkamp van vrouger,
zoas ’t leeft ien mien herinnern.
'Het tweede gedicht is van Piet van Dijk, een oom van mijn moeder. Hij kwam oorspronkelijk uit Vierhuizen. De titel is: ‘Holt trap in eer’. Dit is geschreven in de weken voor de daadwerkelijke afsluiting.'
Mit n week of wat is Lauwerszee nait meer.
Dat komt veul Zoltkampers aan ’t zeer.
Gain eb of vloud meer te beleven,
Dat is heur nait om ’t even.
De trek noar trap en diek is er aal joaren.
Eem vrisse neus en kieken over de boaren,
Moar dat is dommee doan want ’t woater komt nait weer,
Den is der niks as laand en dat dut zeer.
Gain schepen zai je goan en komen,
Noar vangsten wordt nait meer vernomen.
En Rieks en Koert en elk en ain,
Zel ie op trap straks nait meer zain.
Of t ‘mos nog wezen dat ’t Raitdaip
De mensen nog noar diek tou raip
Want ook mit rug noar Lauwerszee
Is Zoltkamp nog ain prachtig stee!
Loat ons dus hopen dat dit oord
Mit alles wat’ er rit en voart
N fleurig dorpke steeds mag blieven
Aal gon ze den de zee ienlieven.
En Zoltkamp, hol de trap ien eer,
Want bovenop doar zain ie meer.
Den heb ie groter horizon
En doar gait ’t ien ’t leven om.
'Dat was uiteindelijk wel een wijsheid natuurlijk, want ja, je kunt niet altijd in het verleden blijven staan. Je moet bijtijds kijken naar de toekomst en ja, de tijd gaat voort en brengt altijd nieuwe en misschien wel betere of andere dingen...'
In 2019 is het 50 jaar geleden dat de Lauwerszee werd afgesloten en een Lauwersmeer werd. Meer achtergrondinformatie, verhalen en aankondigingen van activiteiten binnen dit thema? Kijk dan op lauwersmeer.groningen.nl/50-jaar-lauwersmeer.