Grensland

1940 tot 1945

Gefusilleerd in de laatste oorlogsdagen

Het Oldambt herdenkt verzetsmensen met straten. Maar wie waren zij? Hun naam wordt nergens geduid. Wie was bijvoorbeeld ds. Hoekstra naar wie een doodlopende straat in Midwolda is vernoemd? Wat was zijn lot? Tijd voor een verlaat eerbetoon.

Gefusilleerd in de laatste oorlogsdagen

De hervormde pastorie van waaruit ds. Hoekstra zijn verzetswerk deed is na de oorlog afgebroken. - Ansichtkaart: collectie RHC Groninger Archieven

Om half drie in de mistige maandagochtend van 9 april 1945 worden kunstmesthandelaar Harmannus Pieter Schuringa en dominee Sybe Jan Hoekstra uit cel 22 van het Huis van Bewaring in Groningen gehaald. Met nog negen andere verzetsmensen worden zij op de binnenplaats van de gevangenis met touwen aan elkaar gebonden en naar een met zeil afgedekte auto gebracht. Ze moeten op losse banken plaatsnemen. Vijf bewakers, Nederlandse en Duitse SD’ers, nemen tussen de mannen plaats.

Onderweg verdwaalt het transport. Schuringa is opgegroeid in die streek en bedenkt in een flits dat hij wellicht kan ontsnappen. Hij wijst de Duitsers de weg. Met opzet dirigeert hij hen naar Enumatil waar de smalle brug over het Hoendiep een lastige barrière is voor de truck. En inderdaad, de chauffeur moet vaart minderen. Schuringa zit aan de buitenkant, tegen het zeildoek aan, met naast hem ds. Hoekstra die voelt dat zijn medegevangene zich probeert los te wurmen. Hij camoufleert diens worsteling door zijn armen voor hem te houden.

Als de truck weer gang maakt heeft Schuringa de handen vrij. “Spring,” fluistert hij zijn buurman in het oor, maar de dominee aarzelt. Hij durft niet, Schuringa waagt de gok, glijdt onder het zeildoek door en rolt op straat. Hoe de Duitsers ook zoeken, Schuringa is opgelost in het duister en ontsnapt aan zijn beulen.

Gevloek en getier

Na veel gevloek en getier gaat het transport verder naar Bakkeveen. Maar halverwege de tocht blijft de vrachtwagen steken in het mulle zand. Met paarden wordt gepoogd de wagen vlot te trekken, maar die poging strandt. Naar Groningen wordt gebeld en gevraagd om een zwaardere vrachtwagen. Die trekt de truck vrij. De Duitsers blazen hun actie af en keren terug naar Groningen.

In alle vroegte commanderen de SD’ers tien gevangenen de volgende dag uit hun cel. Opnieuw wordt koers gezet naar Bakkeveen. Dit keer bereikt het transport zonder oponthoud de plaats van bestemming. Als de gevangenen uit de wagen stappen, opent zich voor hun ogen een graf, meer een gleuf, acht meter lang, 0,75 meter breed en 1,25 meter breed. Robert Lehnhoff, de souschef van het Scholtenhuis in Groningen, wil als represaille voor de ontsnapping van Schuringa de tien in de kuil dumpen en er dan een paar handgranaten tussen gooien. Dat vindt zijn kompaan, de SD’er Pieter Schaap te cru. Hij springt zelf in de kuil en geeft de tien één voor één een nekschot. De SD’ers gooien het gat dicht en schieten wat in het rond om de indruk te wekken dat ze op fazanten jagen. Ze strijken daarna neer in het naburige café De Drie Provinciën en bestellen uitsmijters met melk.

Vijf dagen later als Bakkeveen is bevrijd vindt de opgraving van de lijken plaats. De zoon van de plaatselijk hoofdonderwijzer Th. Alberda doet de lijkschouwing. In een rapport noteert de student biologie dat alle gevangenen ’de armen kruiselings voor het gezicht hebben gevouwen.’ Alleen dominee Hoekstra heeft volgens de rapporteur ’de handen gevouwen met de vingers ineengestrengeld als voor een gebed.’

Dominee Hoekstra

Ds. Hoekstra (geb. 1908) is orthodox hervormd predikant in Midwolda. Hij woont met zijn gezin in de pastorie, gelegen aan D 87, nu Hoofdweg 158. Hoekstra is Fries van geboorte. Zijn vader is predikant in Ternaard (Fr). In Midwolda raakt hij snel betrokken bij het verzet. Hij wordt commandant van de Binnenlandse Strijdkrachten in zijn gemeente en is actief voor het verzetsblad Trouw.

Uit dien hoofde werkt hij nauw samen met gereformeerd predikant W. A. Krijger uit Oostwold. Iemand van hun groep slaat door tijdens verhoor in het beruchte Scholtenhuis. Beiden worden begin 1945 opgepakt, ds. Krijger in januari en Hoekstra in de nacht van 21 maart. Krijger wordt afgevoerd naar concentratiekamp Neuengamme maar hij overleeft de verschrikkingen.

Dominee Hoekstra maakt de bevrijding niet mee. Hij wordt eerst gevangen gezet in Winschoten en later overgebracht naar Groningen. In de gevangenis is hij de anderen tot grote steun geweest, zo verklaart Schuringa na de oorlog tegen mevrouw Sietske Hoekstra-Oosterhoff (1907). Schuringa vertelt de weduwe ook dat haar man tijdens zijn gevangenschap zijn einde voelt naderen. Met een spijker krast hij in de binnenkant van de schoenzool zijn naam, zodat men later weet wie hij is. Schuringa en ds. Hoekstra delen een cel. De laatste bekent op een nacht tegen zijn celgenoot: “De beste christenen vind je vaak buiten de kerk.”

In Ternaard wordt ds. Hoekstra geëerd met een gebrandschilderd raam in de kerk. En in het Beyers Naudé gymnasium te Leeuwarden staat zijn naam in een muurschildering gegrift. In Bakkeveen, op de plek van de executie, is zijn naam met negen anderen op een enorme zwerfkei gekerfd. In Midwolda is een straat als herinnering aan hem vernoemd. Ds. Hoekstra wordt 36 jaar. Hij laat een vrouw en twee kinderen achter van 2 en 5 jaar oud.

Collectie Groningen: het zakboekje van een verrader