Macht & Pracht
1918
Honderd jaar De Ploeg in de Ommelanden
In 1918 stak een aantal jonge kunstenaars de koppen bij elkaar om het Groninger kunstenaarschap wat meer bekendheid en nieuw élan te geven. Een ware explosie van kleuren was het gevolg.

Jannes de Vries, Het drogen van bietenzaad, ca. 1960, olieverf op doek, 80x60 cm, collectie Groninger Museum. – Foto: Marten de Leeuw
Johan Dijkstra, Jan Altink, Jan Wiegers, George Martens en Alida Pott waren jonge Groninger schilders die vonden dat het kunstklimaat hier in het noorden wat opgeschud moest worden. Zij zochten meer mogelijkheden om te exposeren en Groningen en de Ommelanden meer te betrekken bij de moderne kunst. Zij richtten een vereniging op om de onderlinge contacten uit te breiden en gezamenlijk de schouders eronder te zetten. De naam ontsproot uit het brein van Jan Altink, hij vond dat er in Groningen op kunstgebied heel wat te ontginnen was: ‘De Ploeg’ moest erdoor.
Ommekeer
De echte ommekeer in het schilderwerk van de Ploegleden ontstond nadat Jan Wiegers in 1920 tijdens zijn verblijf in het Zwitserse Davos de Duitse expressionist Ernst Ludwig Kirchner ontmoette. Enthousiast over de scherpe kleurcontrasten bracht hij deze techniek mee naar Groningen en stak daarmee een aantal Ploegleden aan. Zij schilderden graag in de open lucht en trokken het Groninger Land in om het landschap en de wierdendorpen met hun ‘Gronings expressionisme‘ op het doek vast te leggen. Kenmerkend zijn daarbij de hoge horizon en de kronkelende weg er naartoe; hierdoor krijgt het landschap eerder een knus dan een weids karakter. Zij kwamen vaak samen om te schilderen en te discussiëren in boerderij Blauwbörgje die even buiten de stad langs het Reitdiep stond (nu het Zernikecomplex; één van de straatnamen verwijst er nog naar). Deze plek is dan ook veelvuldig vastgelegd. Deze stroming heeft echter maar betrekkelijk kort geduurd. Na 1930 nam het vuur af, matigden zij hun penseelvoering en werd de stijl diverser.
Het vervolg
Kunstenaarsvereniging De Ploeg heeft standgehouden en exposeert nog steeds. Alleen in de oorlogsjaren is de vereniging tijdelijk opgeheven: de kunstenaars weigerden zich te onderwerpen aan het verplichte lidmaatschap van de Kulturkammer.
Jannes de Vries
Een Ploeglid dat minder vaak genoemd wordt, is Jannes de Vries. De in Meppel geboren De Vries ging in 1920 naar de Normaalschool voor Tekenleraren in Amsterdam en ontwikkelde zich verder tijdens zijn reizen naar Parijs, Rome, Florence en Noord-Afrika. Hij vestigde zich in 1924 in Groningen, sloot zich aan bij De Ploeg en is zelfs een tijdje voorzitter geweest, maar in die periode hield hij het bij zijn eigen stijl. Daarnaast was hij tekenleraar, illustrator en reclametekenaar om in zijn onderhoud te voorzien. Hij raakte echter overspannen en zag zich genoodzaakt zijn penseel neer te leggen en zijn lidmaatschap op te zeggen. Na een rustperiode brak bij hem het expressionistische vuur los en werd zijn kleurgebruik steeds feller. Na de oorlog sloot hij zich weer bij De Ploeg aan en ook daarna uitte hij zich steeds expressionistischer. Tegen het eind van zijn leven waren zijn landschappen bijna meer typerend voor de Ploegwerken dan die van de anderen tijdens de hoogtijdagen in de jaren twintig. Een voordeel van deze late bloei was dat de tijd er rijp voor was en hij er meer waardering voor kreeg. In 1970 werd hem de Culturele Prijs van de provincie Groningen toegekend. Ook werd hij benoemd tot erelid van kunstkring De Ploeg.

Jannes de Vries, Het drogen van bietenzaad, ca. 1960, olieverf op doek, 80x60 cm, collectie Groninger Museum. – Foto: Marten de Leeuw