Wad & Water
1930 tot 1938
Kruiwagen, kiepkar en schop: de aanleg van het Van Starkenborghkanaal
Het Van Starkenborghkanaal wordt in 2016 geschikt gemaakt voor omvangrijkere schepen. Groot materieel speelt daarbij een belangrijke rol. De aanpak verschilt sterk van de manier waarop de vaarweg in de jaren dertig van de vorige eeuw is aangelegd: met kruiwagen, kiepkar en schop.
Het kanaal, dat op 5 november 1938 is geopend door Koningin Wilhelmina, werd voor het grootste deel aangelegd als een project voor de werkverschaffing. Een legioen werklozen moest de mouwen opstropen om deze klus – vaak onder moeilijke omstandigheden – te klaren. Hun spierkracht verzette bergen. Wie zijn blik nu over het uitgestrekte water laat gaan, kan niet anders dan diep onder de indruk zijn van die prestatie.
Naamgever van het kanaal is A.W.L. Tjarda van Starkenborgh Stachouwer, onder meer Commissaris der Koningin in Groningen (1925-1933). Hij zette zich in voor het verbeteren van de drukbevaren vaarweg Groningen-Friesland. Met name delen van het Hoendiep, waaraan twee grote suikerfabrieken stonden, waren van economisch belang.
Grote schepen
Het Van Starkenborghkanaal had bij de oplevering een breedte van 20 tot 36 meter, was drie meter diep en kon worden bevaren door schepen tot 700 ton. In de jaren zestig werd het al geschikt gemaakt voor grotere vaartuigen (tot 1350 ton) en is de diepte op 3,5 meter gebracht. In 2016 wordt daar nog een flinke schep bovenop gedaan.
De werkzaamheden zorgen ervoor dat de vaarroute Lemmer-Delfzijl 3000-tons schepen van 110 meter lang en 11,4 meter breed aankan. Ook wordt de vaarweg geschikt voor de zogeheten tweebaksduwvaart met combinaties die maximaal 190 meter lang zijn (de lengte van de sluis bij Gaarkeuken). Ze bestaan uit een duweenheid en twee bakken die vier lagen containers kunnen laden.
Omwonenden hebben nu misschien last van het lawaai van de graafwerkzaamheden en het af en aan rijden van vrachtwagens. Maar destijds werd waarschijnlijk weinig hinder ondervonden van de ingehuurde baggermolen. Het kanaal werd immers met de hand gegraven.
Werkverschaffing
Het graven van het 26,2 kilometer lange Van Starkenborghkanaal was voor de mensen in de werkverschaffing – evenals veel andere projecten waarbij werklozen werden ingeschakeld - geen pretje. Hoewel over het lot van de noeste werkers weinig te vinden is, rijst een somber stemmend beeld op uit de schaarse informatie die wel kan worden achterhaald.
Zo wordt in een artikel over de grote werkloosheid in de Groninger Oosterparkwijk scherpe kritiek geuit: "Vooral in de werkverschaffing kwamen mensonterende situaties voor. Lange werkdagen, zwaar werk, vaak gescheiden van huis en gezin, en slapen in houten keten op een brits van stro, vol ongedierte, tegen een schamel loon."
Verplicht geploeter met schop en kiepkar
In de werkverschaffing ging het vooral om grondwerk dat met zoveel mogelijk mensen en zo min mogelijk materieel werd uitgevoerd. Een belangrijke reden voor deze projecten was immers werklozen hun steentje laten bijdragen.
Dat gebeurde veelal onder leiding van de toenmalige Heidemij. In 1937 zette dit bedrijf landelijk 37.000 mensen aan het werk in het kader van de werkverschaffing. Ongeveer 80 procent van het totale aantal werklozen dat in dit jaar via deze regeling aan de slag ging. Ze groeven niet alleen kanalen, maar ontgonnen ook veengebieden en werkten mee bij de aanleg van onder meer het Amsterdamse Bos met de bijbehorende roeibaan en de voetbalstadions Galgewaard (Utrecht) en De Goffert (Nijmegen).
Bij velen liet de werkverschaffing - waar ook veel mensen uit de steden naartoe werden gestuurd die het zware werk met de schop niet gewend waren – een vieze nasmaak achter. Ze zagen het als uitbuiting en dwangarbeid, dat verplichte geploeter met schop, kruiwagen en kiepkar.
Een afmattende bezigheid waarbij ze werden bespied door opzichters, lange dagen maakten, de medische zorg vaak gebrekkig was, er amper ruimte was om te schuilen voor de regen en ze soms gekort werden op de betaling. Een Oosterparker verwoordt het zo: "Het was een schandaal. De mensen werden aan het werk gezet voor een paar centen. Ze kregen niet meer dan een uitkering en soms misschien nog minder."