Grensland

1940 tot 1945

Marten Woudstra, een willekeurig slachtoffer van de ‘melkstakingen’

Twee radertjes van de Duitse terreurmachine drongen op 1 mei 1943, middenin de oorlog, op klaarlichte dag het huis van Marten Woudstra binnen en rukten hem voorgoed bij zijn vrouw en zoontje weg. De Groninger melkventer had zich anderhalve dag lang solidair verklaard met de grootschalige stakingen in het land die de geschiedenis in zouden gaan als de april-meistakingen, de meest massale verzetsactie uit de oorlog. Hij zou er de hoogste prijs voor betalen. De gebeurtenissen zouden bovendien een schaduw leggen over het leven van zijn zoon Reinder.

Op 29 april 1943 riep de bezetter alle voormalige, in 1940 vrijgelaten, Nederlandse militairen (zo’n 260.000) alsnog op zich te melden om in Duitsland tewerkgesteld te worden. Hierop braken eind april 1943 overal in Nederland op grote schaal proteststakingen uit, spontaan en volkomen onverwacht. In Noord-Nederland (de drie noordelijke provincies) deden tienduizenden mee aan de stakingen. Fabrieksarbeiders en ambtenaren bleven thuis, boeren lieten hun melk in de sloot lopen en melkventers leverden niet. De bijdrage van de laatste twee groepen was zo groot dat ook wel over de ‘Melkstakingen’ gesproken wordt.

De 30-jarige melkventer (voorloper van de melkboer) Marten Woudstra was vooral vanwege zijn karnemelkse pap, soepenbrij, een graag geziene gast in de stad. Nadat hij in de zomer van 1939 trouwde met de Duitse Hinriëtte Aissen streek het stel neer aan de Noorderspoorsingel in Groningen. Hij zag het als een vanzelfsprekendheid aan de staking deel te nemen. Zijn sociaaldemocratische achtergrond hield hem waarden voor als naastenliefde, sociale rechtvaardigheid en gelijkheid. Door te staken stond hij op tegen het onrecht en de onderdrukking die hij waarnam. Vanaf vrijdag 30 april legde hij het werk neer. Omdat de jonge vader (zijn zoontje Reinder was net twee jaar) wist hoe belangrijk het voor baby’s was om melk te krijgen, ging hij slechts naar een aantal klanten met jonge kinderen.

Standgericht

De snelle en meedogenloze reactie van de geschrokken bezetter ging het voorstellingsvermogen van de stakers te buiten. De hoogste Duitse politieautoriteit, Hanns Rauter, liet in samenspraak met rijkscommissaris Seyss-Inquart een Standgericht instellen. Vanaf 1 mei 08.00 uur tot 4 mei 14:30 uur diende het Scholtenhuis te Groningen als rechtbank, waarna de rechtspraak verhuisde naar het Oud Burger Weeshuis te Leeuwarden, omdat het in Friesland op dat moment onrustiger was. Een avondklok werd ingesteld; werkweigering, openbare samenscholing en alle vormen van weerstand tegen de openbare macht konden op de scherpste maatregelen rekenen. Hoewel de bezetter het Standgericht als een solide rechtssysteem presenteerde, werden willekeurige burgers gearresteerd en vonnissen willekeurig geveld. Rauter verklaarde later: “Het was niet belangrijk dat de juiste man werd gestraft, maar dat er op het juiste moment doden vielen.”

Marten was een van de slachtoffers van deze volstrekte willekeur. Na zijn arrestatie werd hij samen met vier Groningse collega’s naar het Scholtenhuis gebracht. Na een aantal dagen gevangenschap werden de melkventers overgebracht naar het Huis van Bewaring aan de Hereweg en later naar Kamp Vught. In Vught kwam Marten zijn broer Otto tegen, die hulp aan joodse onderduikers had verleend. Marten refereerde hier in één van de brieven naar zijn vrouw en kind aan en toonde zich (onvrijwillig of ter geruststelling) optimistisch:

“Otto ziet er heel goed uit en ik zal hier ook wel dikker worden. Ik verlang natuurlijk erg naar jullie, maar door het drukke werk vliegen de dagen toch snel om.”  

Dachau

In mei 1944 werden de Groninger melkventers naar Allach getransporteerd, een subkamp van concentratiekamp Dachau. Hier vond Marten in de leeftijd van 32 jaar op 31 januari 1945 de dood, waarschijnlijk als gevolg van vlektyfus. In één van de laatste brieven, die door een medegevangene in het Duits geschreven is, romantiseerde hij nog over de toekomst:

“Ja Hennie [=Hinriëtte], wir sind jetzt wohl fern von hause, aber das gibt alles nichts, wenn ich wieder Heim komme muss ich sehen das ich wieder mit der Milch auf die Straße komme, denn du musst der Reinie sagen dass er dann seine Vater mit helfen soll weil er ist jetzt schön so groß geworden.“

Twee van de vijf melkventers overleefden Dachau. In totaal werden er begin mei 1943 in Nederland 175 burgers gedood. Nog eens tientallen gearresteerden kwamen later in de oorlog om in concentratiekampen. De drie Noordelijke provincies hadden als gevolg van de stakingen 56 doden te betreuren. Veel lijken werden in het geheim in het veen van Appelbergen bij Glimmen begraven. De terreur sorteerde effect: op 5 mei 1943 was de staking helemaal voorbij. De lamgeslagen, ontnuchterde bevolking werd geacht de draad weer op te pakken.

Verlatingsangst

Het lot van zijn vader heeft het leven van zoon Reinder (1941) beheerst. Het verzet in de regio sleepte Hinriëtte, die nooit over de oorlog heeft willen praten, er in de jaren na de oorlog doorheen. De Stichting ’40-’45 verleende het verscheurde gezin financiële en morele steun. Met sinterklaas speelde een verzetsman voor Zwarte Piet. Reinder had echter wel te kampen met verlatingsangst. Zijn vader was zo ineens weggerukt en hij was bang dat hetzelfde met zijn moeder zou gebeuren. Hij werd een moederskindje en kon het nergens vinden in het leven. De marine was niks, de post evenmin. Hij zocht en hij zocht en op het laatst zei zijn moeder: “En nou ga je naar de drukkerij, en daar blijf je!” Nog vóór zijn vijftigste was Reinder echter voor 60 procent oorlogsinvalide verklaard.

Nog bijna jaarlijks brengt Reinder (op kosten van de Duitse staat) een bezoek aan zijn vader die uiteindelijk begraven werd in een massagraf op de Leitenberg, vlakbij Dachau. Reinder spande zich in voor de erkenning en verering van zijn vader als verzetsheld. Hij bracht een gedenkteken voor zijn vader aan bij het massagraf, maar zorgde via de staatssecretaris en De Stichting Nederlands Dachau Comité ook voor een herdenkingssteen voor alle Nederlandse slachtoffers. Hij had een rolletje bij de plaatsing van het monument op de Leitenberg en hij vroeg succesvol een verzetsherdenkingskruis aan. Op 16 november 1982 mocht Reinder het kruis uit handen van prins Bernhard namens zijn vader in ontvangst nemen. Opdat Martens verzetsdaad niet voor niets was.