Grensland

1708

Smokkelavonturen op de grens tussen Groningen en Friesland

Het is vandaag de dag moeilijk te bedenken dat er zo’n drie eeuwen geleden werd gecontroleerd op de grens tussen Groningen en Friesland.

Smokkelavonturen op de grens tussen Groningen en Friesland

Douanebeambten vinden achtergelaten smokkelwaar. – Prent van Gordinne uit ca 1900, collectie Rijksmuseum

In de eerste helft van de 18de eeuw was een groot deel van de grens tussen het Groninger Westerkwartier en het aanpalende Friesland min of meer een niemandsland. Pas in 1737 zouden de grenzen tussen beide provincies officieel worden vastgelegd.

Vanaf Groningen liep een aantal verbindingen door het Westerkwartier naar Friesland. Een voorname weg was die van Groningen naar Ureterp over Frieschepalen. Een andere route voerde van de Kaleweg via Opende naar Kortwoude, bij Surhuisterveen. Een derde verbinding was er tussen Trimunt en Rottevalle. Dit pad, waarschijnlijk meer een smokkelroute, liep achter Drachtstercompagnie langs door het veen.

Cherchers

Bij het grensdorp Frieschepalen waren drie ‘cherchers’ gestationeerd. Eerder dan douanebeambten waren dit belastingambtenaren, die erop moesten toezien dat er geen zaken waarop invoerbelasting werd geheven over de gewestelijke grenzen zouden worden gesmokkeld. Ook te Kortwoude waren drie cherchers gestationeerd. Zes van dergelijke beambten waren niet veel voor een groot, onoverzichtelijk grensgebied. Geen wonder dat de smokkelarij in deze woestenij welig tierde.

<p>Op een kaart uit 1758 is duidelijk te zien dat het heideveld tussen het Friese Trimunt en het Groningse De Haar een ideaal gebied is voor smokkelaars. &ndash; Kaart: A. Verburgh, Groninger Archieven</p>

Op een kaart uit 1758 is duidelijk te zien dat het heideveld tussen het Friese Trimunt en het Groningse De Haar een ideaal gebied is voor smokkelaars. – Kaart: A. Verburgh, Groninger Archieven

Drank- en tabakssmokkel

Bij helder maanlicht in de nacht van 18 op 19 februari 1708 slopen achttien mannen met pakken vol drank en tabak op de rug van Marum naar Trimunt. Vandaar ploeterden ze door heide en moeras richting het Friese Rottevalle. Ze werden gevolgd door drie cherchers die op een gegeven moment opdoken uit de bosschages. Een van hen, Wybe Sydses, haastte zich naar Kortwoude om versterking te halen tegen de overmacht aan smokkelaars.

Na een kwartier kreeg de smokkelbende genoeg van beide resterende achtervolgers. Nabij Trimunt gingen drie smokkelaars op het cherchersduo af: Jelle Harmens, Lammert Tjebbes van Witveen en ene Hendrik van het nabijgelegen Oostermeer. Ze waren gewapend met een ‘roer’ (geweer), een stok en een ‘stockade’ (degen).
Jelle schreeuwde: ‘Wille jimme vandaer packen oft de duivel salle jimme hale.’
Toen dat niet hielp, riep hij: ‘Comt bij ons, we willen se doodtslaen.’ De cherchers gelastten de mannen hun pakken van de rug te nemen. Die waren niet onder de indruk, integendeel: Jelle Harmens keerde de beambten ‘zijn bloten eers toe’, zo staat in de archieven te lezen. Hij herkende een van de cherchers als Jan Hendriks Snel en daagde hem uit, omdat hij nog een rekening te vereffenen had. Voor de beambten werd de situatie zo dreigend dat zij het hazenpad kozen. De smokkelaars vervolgden hun weg richting Rottevalle.

Waarschuwing

Hoewel de cherchers waren gevlucht, maakten ze wel een proces-verbaal op van de gebeurtenissen. Een paar dagen later vond chercher Aede Ubles een briefje op zijn venster met de tekst:

Wij passagiers over de heijde; wij doen u bekent maken dat gij u op u eigen post blieft en soo stout u niet weder maakt als gij onlangs gedaan hebt. Dat gij wel weet, of ’t sal u rouwen, of wij willen doen dat we niet willen schrieven, wat wij willen doen en moeten doen, en gijlieden doet ons groot verdriet aan, dit voor de eerste maal tot waarschouwinge, blieft op uw eigen post: dat is voor u en ons het beste.
Passagiers over de Heide, toegenaamd sluikers

De 'sluikers', smokkelaars, noemden zichzelf 'passagiers over de heide' en maanden de cherchers zich vooral niet te bemoeien met de nachtelijke tochten. Jelle Harmens had het briefje geschreven en niet lang daarna werden hij en zijn kompaan Lammert Tjebbes opgepakt en opgesloten in de Leeuwarder gevangenis. Ondanks verhoren weigerden ze hun maten te verraden.

Verdediging

Jelle Harmens verdedigde zich glansrijk. Door hem opgeroepen getuigen verklaarden dat hij als braaf inwoner van Surhuisterveen met turfgraven de kost had verdiend voor zijn vrouw en zijn vijf voorbeeldig opgevoede kinderen.

Daarnaast uitte Jelle beschuldigingen aan het adres van chercher Jan Snel. Die bleek ernstiger zaken op zijn kerfstok te hebben. Verleden herfst had hij Bartel Roeleffs van Wapse, alias ‘Bene’, onderweg zijnde met een mand gevuld met boter en andere waren op de openbare weg tussen Steenwijk en IJsveen, toegeroepen: ‘Waer wilstu schelm hene’. Vervolgens trok hij een mes, ‘sneed’ daarmee Bartel op verscheidene plaatsen, wierp hem vervolgens op de grond en stak hem daarop nog in de borst en bij het linkeroog. De passerende Cornelis Jans van Dolderdsum, die met een wagen van Steenwijk kwam, wilde helpen, maar Jan bedreigde hem ook: ‘Du salst mij geld geven of ick sal dij doodsteken’, waarop Cornelis 15 stuiver gaf. Daarna verdween Jan uit Drenthe en werd bij verstek veroordeeld.

Zo draaide de vervolging uit op niet alleen straf voor de sluikers Jelle Harmens en Lammert Tjebbes. Beiden werden in het openbaar gegeseld en gebrandmerkt en kregen vijf jaar tuchthuis. Chercher Jan Snel werd uitgeleverd aan Drenthe. Daar kreeg hij behalve geseling tien jaar gevangenisstraf, gevolgd door eeuwige verbanning uit Drenthe.

Bronnen
Tresoar, Arch. Hof van Friesland (toeg. Abk-14) inv.nrs. 421, 422, 460.
W. Vleer, ‘Drank- en tabakssmokkelaars joegen in 1708 bij Trimunt douane op de vlucht’, Leeuwarder Courant 27 november 1959.

Dit artikel verscheen in mei 2020 in Het Westerkwartier.