Thuis in Groningen
1949 tot 2020
Thuis in Groningen: de Molukse wijk van Appingedam
Waarom voel ik me thuis in Groningen? Wat maakt mij tot ‘Groninger’? De Verhalen van Groningen wil dit thema verder uitpluizen. Vanaf zomer van 2020 worden Groningers uit alle windstreken daarom bevraagd wat ‘thuis in Groningen’ voor hen betekent. Ook Molukse Groningers worden gevraagd hun opvatting van het ‘Gronings-zijn’ te delen. De geschiedenis van Molukkers in Groningen gaat terug naar de jaren vijftig van de vorige eeuw.
In Appingedam vind je de eerste Molukse wijk en de oudste Molukse kerk van Nederland. In de kerk is daarom een informatiepunt ingericht over de Molukse geschiedenis. Dit informatiepunt heeft de vorm van een hutkoffer. Dat is niet zonder reden. Ook de vorm van het kerkgebouw zelf – een barak – is veelzeggend.
Naar Nederland
Toen Indonesië in 1949 onafhankelijk werd, brak een onzekere tijd aan voor de bewoners van de Molukken. De nieuwe president Soekarno zag Molukkers als handlangers van de voormalige Nederlandse kolonisator, omdat Molukse militairen deel hadden uitgemaakt van het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger (KNIL). In ruil voor hun deelname aan het leger had Nederland de Molukkers zelfbeschikking beloofd, maar kon deze belofte niet houden. In het onafhankelijke Indonesië verslechterde de positie van Molukkers snel. Nederland besloot vierduizend Molukse KNIL-militairen met hun gezinnen naar Nederland te halen.
In 1951 arriveerden deze Molukse gezinnen in Nederland. Ze werden ondergebracht in barakkenkampen, die ‘centrale woonoorden’ werden genoemd – het voormalig concentratiekamp Westerbork is daar een voorbeeld van. De leefomstandigheden waren slecht. Daarnaast werden Molukker actief buiten de samenleving gehouden, doordat ze bijvoorbeeld niet mochten werken. Men ging er duidelijk van uit dat het verblijf van de Molukkers in Nederland van tijdelijke aard zou zijn.
Molukse woonwijk
Vanaf 1957 werd duidelijk dat het verblijf van de Molukkers in Nederland langer ging duren. De Nederlandse regering begreep dat ze de barakken moest vervangen door permanente huisvesting en moest gaan inzetten op integratie in plaats van sociale isolatie. Een speciaal aangestelde commissie kwam met een voorstel om ‘Molukkerswijken’ te bouwen. Deze werden over een periode van tien jaar gerealiseerd. Appingedam was de eerste Nederlandse gemeente waar zo’n Molukse woonwijk werd gebouwd.
De Molukse woonwijk in Appingedam vormde zich rond de Adamistraat. In het midden van de wijk – op de hoek van de Harkenrothstraat en de George van Saksenlaan – moest ook een kerkgebouw komen voor de Molukse gemeenschap. De Eben Haëzer kerk is de oudste Molukse kerk in Nederland en sinds haar bouw in 1960 vrijwel onveranderd gebleven. Het gebouw doet sterk denken aan een barak, maar het dakruitertje met stalen kruis verraadt dat het om een kerk gaat.
Ambonezenbosje
In februari 2019 organiseerde De Verhalen van Groningen in Appingedam een Verhalencafé over de Molukse gemeenschap. De verhalen die werden gedeeld dienden als inspiratie voor de makers van Aan de andere kant, een theaterproject over de Molukse gemeenschap in Nederland. De aanwezigen vertelden dat de bewoners van de nieuwe woonwijk in Appingedam uit twee woonoorden afkomstig waren: Mantinge, een klein kamp bij Westerbork, en het kamp in de Carel Coenraadpolder.
In de Carel Coenraadpolder, op de rand van land en zee, aan een doodlopende weg, stuit je nog steeds op een plek die in de volksmond bekend staat als het ‘Ambonezenbosje’. Ooit stond hier een aantal barakken; eerst gebruikt als verblijf voor werklozen die in het kader van de werkverschaffing aan de inpoldering van het gebied werkten, en later als een strafkamp voor NSB’ers. Op 1 september 1953 arriveerden hier echter ruim 300 Molukkers, afkomstig van het eiland Ambon. De ‘CC-polder’ werd hun woonoord.
Van barak naar nieuwbouw
Na een tijdje voelden de Molukkers zich thuis in de CC-polder. Door geïsoleerde ligging en afstand tot de Nederlandse samenleving, konden zij hun cultuur en leefwijze goed in stand houden. Het voelde vertrouwd. Het kamp werd voorzien van een ziekenzaal, kerk en schooltje. The Maluku Swingers Band speelde muziek en het voetbalelftal trainde op het veldje naast het kamp.
Maar aan het einde van de jaren vijftig gooide de Nederlandse regering het roer om: van barakken en isolatie naar permanente huisvesting en integratie. De nieuwe bewoners van de Molukse wijk in Appingedam waren vrijwillig vertrokken vanuit de CC-polder. “De mensen in de Adamistraat waren de eersten die weggingen uit CC-polder. Die gingen zelf. Maar de laatsten moesten ontruimd worden,” vertelde een aanwezige bij het Verhalencafé in Appingedam. In december 1961 sommeerden dertig gewapende rijkspolitiemannen de Molukkers het kamp in de CC-polder te verlaten. Zij weigerden te verhuizen naar een nieuwbouwwijk in Foxhol, maar hadden geen keuze. Niet veel later ging hun woonoord in de CC-polder tegen de vlakte.
Jaren zeventig
Sport bleek een verbindende factor in Appingedam – dammen, badminton, volleybal en vooral voetbal. Niet alleen tussen Molukkers, maar ook tussen Molukkers en Damsters. Ook het uitgaansleven bleek een ontmoetingsplek. Een Damster vertelt tijdens het Verhalencafé in Appingedam over stappen in het Wapen van Leiden. “In de gang moest je dan langs de Molukkers die daar hingen. Grote bossen haar, zonnebrillen, dat was wel een dingetje. Niet dat ik me onveilig voelde hoor, maar ze waren zo stoer. En als in de zaal dan 'Clean Up Woman' van Betty Wright werd gedraaid, dan renden al die jonge Molukse meiden naar de dansvloer. Daar dansten ze dan in lange rijen tegenover elkaar. Prachtig!”
Een Molukse bezoekster van het Verhalencafé herinnert zich: “De schoolkinderen hadden meer contact met de Damsters dan de ouders. Maar de Damsters waren toen erg tolerant […]”. De gewelddadige Molukse acties van de jaren zeventig hadden een grote impact op de Molukse gemeenschap, ook in Appingedam. Toch radicaliseerden jongeren in Appingedam niet zoals bijvoorbeeld in Bovensmilde het geval was. Zomaar wat woorden die bij de bezoekers van het Verhalencafé opkwamen toen hen werd gevraagd naar 'de jaren zeventig in Appingedam': muziek, voetbal, de grote brand bij strokartonfabriek De Eendracht, diensttijd, stappen in Het Wapen van Leiden, autoloze zondag, sex, drugs and rock & roll, volleybal, dansfeestjes – en vrijheid.