Pioniersgeest

1974

Veenarbeiders in Niesoord

Niesoord, in de volksmond ook wel naisiesoord of  ‘t veen genoemd, is vernoemd naar de eerste landeigenaren in dit gebied, de boerenzonen Jans Nies en Derk Nies uit Oostwold. De huidige Niesoordlaan, werd eerder Nanningalaan genaamd, naar de boer die hier eigenaar van was.

Veenarbeiders in Niesoord

Arbeiderskinderen in 1914 - Foto: T. Post, www.beeldbankgroningen.nl (818-2413)

Niesoord was een gebied met hoogveen waar turf gewonnen werd. Het gebied was eigendom van landeigenaren en De Ennemaborgh.  De gestoken turven werden met karren naar droogvelden gereden, waar meestal vrouwen de turven opstapelden op zogenaamde dieken. Dieken waren muren van turf  die in de wind moesten drogen. De mensen die hier werkten, waren over het algemeen  seizoensarbeiders. Men moest hiernaast ook nog op zoek naar andere arbeid. In mei was het turfsteken gedaan en ging men vaak werken bij de boer, waar dan de hooitijd begon. Soms ging men naar andere gebieden zoals Friesland, waar in de landbouw ook veel arbeidskrachten nodig waren. Niet alleen moest er turf  worden gestoken, maar ook werden er kanalen of wijken genaamd gegraven, voor het transport van de turf. De arbeid was zwaar en de beloning karig. Een gezegde onder de arbeiders toentertijd: veel werk weinig honing.

Plaggenhutten

De eerste bewoners kwamen in 1820 in het veen wonen. Ze leefden hier in erbarmelijke omstandigheden. Zij bouwden veelal zelf hun huizen van plaggen. De huizen stonden op percelen die gehuurd werden van de grondeigenaar. De huurcontracten duurden 8 jaar, maar konden wel verlengd worden. Er waren op het terrein strikte regels. Zo moest men de lanen en sloten zelf onderhouden en mocht men op het eigen terrein geen turf steken, op straffe  van het opzeggen van de huur.

Slechte leefomstandigheden

De arbeiders die in het gebied hun huisje hadden gebouwd en de grond hadden gehuurd, wisten dat ze maximaal 20 jaar in het gebied konden wonen. Daarna was de vervening voltooid en werd de veengrond bouwgrond. Doordat er steeds meer mensen in dit gebied kwamen wonen, ontstond de buurtschap Niesoord. Toen de gemeente het land na de vervening opkocht van de landeigenaren, konden de arbeiders het grond waarop hun huis stond kopen in plaats van huren. Hoewel het vaak kinderrijke gezinnen waren, waren er onvoldoende slaapplaatsen en beddengoed.

Vooral in de donkere wintermaanden bij een walmende kaars of oliepit en een met turfrook gevuld vertrek, was het geen pretje om hier te wonen. Soms moesten overledenen met een slee naar de begraafplaats worden gebracht omdat ander vervoer niet mogelijk was. Kindersterfte was in die tijd erg hoog en men werd vaak niet oud. Dit kwam mede door de slechte leefomstandigheden en het eenzijdige voedsel. Voor het wassen van de kleding en voor drinkwater was men aangewezen op helder water uit een sloot of uit een zelf gegraven veenput. Later, toen men huizen met dakpannen kreeg, werd hemelwater in een regenput of regenbak opgevangen. Buiten het erf stond een gemak, waar men zijn behoefte deed.

Met kaplaarzen aan het evangelie brengen

In tegenstelling tot de Midwolmers die in het dorp woonden en in die tijd erg kerkelijk waren, behoorden veel Niesoorders tot aanhang van het socialisme. Verschillende kerkgenootschappen in de omgeving zagen het dan ook als plicht om in de arme turfgravergezinnen het evangelie te brengen. Al tussen 1874 en 1897 was het de gereformeerde dominee Bos uit Midwolda die in Niesoord met evangelisatie begon. Zo onbegaanbaar waren de wegen, dat hij zelfs kaplaarzen had laten maken om in de wintermaanden Niesoord met droge voeten te kunnen bereiken. Met een lantaarn voor de borst liep de dominee soms bijgestaan door  jongeren van de jongerenvereniging door de duistere velden om bij de mensen zijn boodschap te brengen.

Bewaard

Aan de zuidkant van Midwolda, ook wel meerland genoemd, is nog een paar hectare hoogveen behouden gebleven. Het Groninger Landschap heeft dit in beheer.