Wad & Water

1945

Werken op Rottumerplaat en Rottumeroog 1976-1985

In de jaren 1950 begon de aanleg van Rottumerplaat in samenwerking met Rijkswaterstaat. Met behulp van rijshoutschermen en het planten van helmgras probeerde men zand te ‘vangen’. Op zich lukte dat goed, maar het ging niet snel genoeg. Om het werk te bespoedigen werd een smalspoor aangelegd. Daarop reed een soort van kiepwagens, zoals die ook vroeger gebruikt werden bij steenfabrieken. De karretjes werden vol zand geschept en vervolgens via het spoor naar de duinen gereden.

Werken op Rottumerplaat en Rottumeroog 1976-1985

Eerste woning ‘De Pionier’ op Rottumerplaat. Links een stapel rijshout. - Foto: collectie Harry Vogel.

Eind jaren 1960 heeft Rijkswaterstaat het onderhoud van Rottumerplaat en Rottumeroog volledig op zich genomen. Van 1976 tot 1985 werkte ik op Rottumerplaat, in dienst van Rijkswaterstaat. Van april tot en met september werkten we op Rottumeroog. Alle pieren hebben wij met de hand aangelegd (zie foto). Daartoe sloegen we palen van ongeveer 12 meter lang 8 meter diep in de grond. Tussen de palen legden we gaas, vervolgens stortten we daarop puin en daarna vlochten we er weer gaas overheen. Het puin kwam van het vasteland, bijvoorbeeld van de afgebroken stations aan de spoorlijn Groningen-Roodeschool; ze liggen bijna in hun geheel als pier op Rottumeroog, inclusief asbest, wat nog steeds op het strand nog te vinden is. Er ligt ook een deel van Zoutkamp, waar omstreeks die tijd veel werd afgebroken. Rijkswaterstaat had een depot in Zoutkamp en het was heel eenvoudig om puin vanaf de kade op de praam te storten en met de boot naar Rottumeroog of Rottumerplaat te vervoeren. Dat alles resulteerde in de aanleg van mooie pieren, bedoeld om de stroming te kunnen sturen.

Beton

Vanaf 1975 werkten we met ‘GOBI-matten’. De GOBI is een vierkante steen, met ronde hoeken en een gat in het midden. De naam GOBI klinkt heel exotisch, maar is gewoon een afkorting van Gelders-Overijsselse Betonindustrie. De stenen werden op een kleed gelijmd, dat wel water doorliet maar geen zand. Het water kon dan gerust tegen het duin opspatten zonder zand weg te spoelen. Wanneer het water echter achter de matten kwam, spoelde het zand wel weg en verzakten die matten uiteindelijk ook. Toch hebben deze GOBI-matten het heel lang volgehouden.

Toen de kop van de duinen op Rottumerplaat eenmaal gemaakt was, heeft men er een woning gebouwd: ‘De Pionier’. Later is er nog een woning bijgebouwd, die staat er nog steeds. De gebouwen ondergingen in de loop der tijd wel wat vernieuwingen en aanpassingen om aan de veranderende behoefte te kunnen voldoen. Er kwamen steeds meer mensen werken op het eiland. Onder meer om metingen te verrichten om het gedrag van het zand op de eilanden te bepalen.

Dagelijkse kost

Eten en drinken moest van het vasteland komen, onze kok zorgde daarvoor. Er was voldoende eten en ook voldoende vlees, maar dat vulden we ook zelf wel aan. Op het eiland waren wilde konijnen; iedereen weet dat konijnen fokken als de konijnen. Het was dan ook noodzaak om de konijnen-populatie wat in te dammen en dat was natuurlijk een prachtig avontuur. ‘s Morgens had ik het daar heel druk mee; ik had ongeveer zestig strikken staan. Om 5 uur ’s morgens ging ik bij al die strikken langs. Het was natuurlijk niet zo dat er ook zestig konijnen in die strikken zaten, maar altijd wel een stuk of drie, vier. Aan het einde van de week hadden we dus zo’n twintig konijnen en die werden dan geslacht. De levertjes gingen we opbakken. Het vlees werd even in de vriezer gedaan en een week later kregen we dan op een maandag of dinsdag konijnenbout. Het was zo voor ons vaker Kerst of Pasen dan voor de mensen op het vaste land.

Er kwam ook geregeld verse vis op tafel. In die tijd waren er in bepaalde seizoenen veel harders. In de warme periode droegen ze veel eieren bij zich. Om ze te vangen hadden wij twee botnetten van een meter of 6 lang aan elkaar gevlochten en, verzwaard met lood, op de bodem van de geul gelegd. Aan de bovenkant hadden we kurken bevestigd. Als het getij opkwam, lieten we de kurken ook zakken en zodra het hoogwater was, trokken we de kurken omhoog. De harders wilden weer terug met het getij, maar kwamen dan tegen het net. Het waren echter wel slimme vissen, want wanneer ze met de neus tegen het net aankwamen, zwommen ze weer terug om dan met een enorme sprong over het net te springen. Het waren net dolfijnen. Toch wilden wij ze vangen. Op het strand hadden we een keer viskorven gevonden en daarmee gingen we in het water staan om te proberen de vissen in de korven te vangen. Heel spannend was dat!

Strandvondsten

Ook vonden we natuurlijk van alles op het strand. Zo heb ik zelf een groot stuk puimsteen gevonden (lichte steen, afkomstig van een vulkaanuitbarsting, drijvend op water). Een andere keer spoelden er boomstammen aan op Rottumerplaat. Mooi hardhout; het soort waar ze kozijnen van maken. De stammen waren ongeveer 10 meter lang met een doorsnede van 1,5 tot 2 meter en een gewicht van 7 tot 8 ton, dus heel moeilijk te verplaatsen. Nu moesten strandvondsten altijd aangegeven worden bij de gemeente en zo hebben we die stammen ook aangemeld. De gemeente heeft het ter kennisgeving aan genomen en tijdens een bezoek kregen we te horen dat we ons er maar mee moesten redden, zoals we ons altijd gered hebben.

Met man en macht hebben we de stammen naar Het Schild gesleept om ze vervolgens met een boot van Rijkswaterstaat, die er twee getijden over heeft gedaan, naar Zoutkamp over te varen. De kosten hebben we gezamenlijk gedragen. Vervolgens hebben we een kraanwagen georganiseerd om de boomstammen op te laden en bij een timmerfabriek af te leveren. Van de stammen zijn fraaie kozijnen en deuren gemaakt. En wij hadden een heel mooi zakcentje verdiend.

Bijzonder bezoek

Eenmaal hebben wij bijzonder bezoek gehad. Het was in de tijd na de Falklandcrisis (1982). Engeland was in opperste staat van paraatheid; leger en vloot waren gemobiliseerd. Een van de militairen (was zijn naam David Bir?) koos een bijzondere weg om de spanningen te verwerken. Hij is in een kajak gestapt en met de golfstroom naar Noorwegen gepeddeld. In Noorwegen meldde hij zich. Hij had een boekje bij zich, waarin je een verhaaltje in kon schrijven. Op die manier is hij verder langs de Noorse, Zweedse en Duitse kust gevaren.
Ongeveer half september kwam hij op Rottumeroog aan. Op dat moment waren daar geen mensen meer van Rijkswaterstaat. Het waaide hard en hij durfde Het Schild niet over te steken. Een week later lukte het hem wel om over te steken naar Rottumerplaat. Het was op een maandagmorgen. Ik was aan de westkant bij de Lauwers, toen onze kok me opriep via de marifoon: ‘Hé, kist doe even thoeskommen mien jong, want ik heb hier nou aine in koamer zitten, doar kin ik nait mit proaten’. Ik antwoordde: ‘Ik kom thuis’.
In het woonhuis aangekomen zag ik een jongeman. Zijn bedoeling was om naar Terschelling te gaan en dan over te steken naar Amsterdam. Vanwege de wind en buien durfde hij de oversteek niet te wagen. Ik heb hem uitgenodigd om een week te blijven, maar dan moest hij ook werken. Dit heeft hij dan ook gedaan. Ik heb contact opgenomen met zijn vrienden in Amsterdam om te melden dat hij nog leefde en enige vertraging had opgelopen. Op een donderdagavond met mooi weer heb ik een verhaaltje in zijn boekje geschreven en hem naar de Lauwers gebracht zodat hij verder kon vanaf het punt waar hij was geëindigd. Ik heb never nooit weer iets van hem gehoord. Dat is ook iets wat je daar dus tegen kunt komen.

Ander werk

In 1985 was er bij de Rijkswaterstaat een forse reorganisatie. Ze waren toen zo druk bezig om mensen af te laten vloeien, dat ze op een gegeven moment een personeelstekort hadden. Dat zie je nu ook wel gebeuren. Ik was nog jong en heb me aangemeld voor werk elders. Dat is me ook gelukt en zo heb ik op het vasteland mijn tijd bij het Waterschap vol gemaakt.

 

Interview van Albert Buursma met Henk Schol, Groninger Archieven 19 oktober 2016

Verhalen van de Eems-Dollard kust
Stichting Verdronken Geschiedenis verzamelde in 2016-2017 verhalen over het Eems-Dollardgebied. Daartoe werden in het najaar van 2016 een viertal excursies en een achttal presentatiebijeenkomsten op locatie gehouden. De presentaties werden georganiseerd in samenwerking met plaatselijke en regionale historische verenigingen, musea en andere organisaties. Na deze presentaties werden de verhalen bewerkt en geplaatst op de websites verdronkengeschiedenis.nl en op De Verhalen van Groningen.