Pioniersgeest

1815 tot 1939

Werkverschaffing in de Tolberter Petten

De crisis die in 1929 begon, werd voorafgegaan door een tijd van welvaart en voorspoed. Maar Groningen kende ook in die tijd al stijgende werkloosheid. Dat kwam door het aflopen van de verveningen en ontslagen in de landbouw en nijverheid door mechanisatie en rationalisatie. Voor de werklozen kwam er werkverschaffing: grootschalige, relatief laag beloonde arbeidsprojecten, gefinancierd met overheidssubsidies.

Werkverschaffing in de Tolberter Petten

Kanaalgravers in de Tolberter Petten, ca. 1928-1938. – Foto: Groninger Archieven

In 1923 werd de Delfzijlster burgemeester Jan Buiskool 'Rijksinspecteur van de werkverschaffing van de provincie Groningen'. Hij pleitte voor grootschalige ontginningsprojecten; gemeentelijke werkverschaffing vond hij 'gezellige bezighouderij'. De gemeente Leek richtte samen met enkele gemeenten in Friesland en Drenthe na 1924 de ontginningsmaatschappij 'De Drie Provinciën' op, waarbij ook de Heidemij betrokken was. Ongeveer tezelfdertijd stichtte Buiskool de N.V. Ontginningsmaatschappij 'De Vereenigde Groninger Gemeenten' (VGG). Leek sloot zich niet aan, waarschijnlijk omdat de Leekster burgemeester Dijkhuis al nauw betrokken was bij 'De Drie Provinciën' en al werkverschaffingsprojecten organiseerde. Bovendien kon de gemeente vanwege schulden moeilijk de voor deelname aan de VGG benodigde 6000 gulden bijeen krijgen.

Conflict

In 1926 kregen Buiskool en Dijkhuis een hoogoplopend conflict. Buiskool vond, niet onterecht, dat Dijkhuis hem buitenspel wilde zetten, toen hij vroeg mensen beschikbaar te stellen voor een particulier project. Dijkhuis was razend; hij wilde geen bemoeienis met zijn werk door derden. In een lange brief kwalificeerde hij Buiskools handelen als 'lafhartig', 'zeer arrogant', 'zeer indringerige en kleinzielige bemoeizucht', duivelsachtig' en 'lomp'. Later schreef iemand met rode pen op deze brief: 'Het begin van alle ellende'. Vooreerst werd de lucht echter geklaard: Leek melde zich in 1928 aan bij de VGG. Dat was vooral dankzij wethouder Bolt, die zonder de raadsleden te informeren overleg pleegde met Buiskool om de steeds hoger oplopende werkloosheid in de gemeente Leek, waarvoor subsidies juist afliepen, op te lossen.

Het ondertussen voortsmeulende conflict tussen Buiskool en Dijkhuis bereikte een climax in 1930-1931. De gemeente Leek weigerde extra financiering voor de VGG en vreesde bovendien dat ze geen evenredig aantal werklozen op basis van verkregen aandelen kon plaatsen. Daarop sloot de VGG Leek uit van de Centrale Werkverschaffing. Uiteindelijk zwichtten alle gemeentebestuurders onder druk van de VGG, behalve burgemeester Dijkhuis, die ontslag nam in april 1931.

Ontginning van de Tolberter Petten

Vanaf 1929 kocht de VGG grond in de Tolberter Petten voor ontginning: meest hooiland, veengrond, moeras, water, veenputten en ontveende grond. De gemeente Leek achtte de ontginning ervan gunstig voor boerenbedrijven als uitbreiding van het landbouwareaal. De Heidemaatschappij maakte een plan met randvoorwaarden voor inpoldering (bedijking), bemaling en verbetering van de infrastructuur. Daarna volgde een bloksgewijze indeling van de polder met sloten en wijken. De grond was zo slecht, dat deze volledig omgespit moest worden. Ruim drie jaar lang zwoegden er honderden werklozen putten onder toezicht van de Heidemij. Ze werkten zonder grote graafmachines, vrijwel uitsluitend met een schop: het werk moest niet te snel gereed zijn...

Met ploegen van een man of tien groeven zij, onder leiding van een door henzelf gekozen voorman, putten van 8 bij 10 meter. Eerst verwijderden zij de bovenlaag van plaggen of heide, daaronder volgde en laag onvruchtbaar veen, vervolgens zand, met daaronder bruine teeltgrond. Alles schepten ze uit de put en gooiden het er in omgekeerde volgorde weer in. Vervolgens werd de grond gerold en voorzien van een laag zand uit de gegraven watergangen. De opzichter van de Heidemij mat de dagelijkse voortgang in kubieke meters en betaalde de werkers op basis van behaalde resultaten aan het einde van de week. Dit 'prestatieloon' was hoger dan een werkloosheidsuitkering, maar lager dan reguliere lonen, om het zoeken van werk te blijven stimuleren.

Landschap en landbouw

De inpoldering werd afgerond in 1935. Het landschap was er sterk door veranderd. In plaats van de opstrekkende verkaveling van de ontginningsas werden kanaaltjes haaks op de bestaande kavels gegraven, dus loodrecht op de bestaande verkaveling. Ten slotte volgde de exploitatie met de bouw van een achttal boerderijen, als werkverruimingsproject. Ondanks bemesting was de grond nog steeds dusdanig slecht dat deze vrijwel uitsluitend als grasland kon worden gebruikt. Na de ontginning verbouwde men zeven jaar haver op landbouwgrond ter verbetering van de bodemvruchtbaarheid.

De boerderijen werden verpacht aan Friese boeren; de eigendom van de grond kwam aan de Rijksdienst Domeinen. Het project liep vertraging op door het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog, maar uiteindelijk werden de boerderijen opgeleverd in 1941.

Een hel?

In 1988 verscheen Cees Stolks boek De Hel van Jipsinghuizen over werkverschaffing in crisistijd, waarbij honderden arbeiders jarenlang onder een straf regime woeste gronden in Westerwolde ontgonnen. Of de werkverschaffing in de Tolberter Petten even erg was als beschreven door Stolk, is de vraag. Uit de gemeente Leek kwamen minder klachten, maar er wekten ook minder arbeiders.

Ook was er verschil tussen werklozen van platteland en stad: de eersten waren meer gewend aan zwaardere lichamelijke arbeid. De verhalen dat er leraren, horlogemakers en winkelier naar de werkverschaffing moesten, kloppen ten dele: dit gebeurde pas in een later stadium, vanaf 1932, maar dan werd nog gekeken naar enigermate passend werk. De gemeente Leek was redelijk sociaal ten aanzien van de werklozen uit de eigen omgeving. Het regime leek hier milder dan in Westerwolde: 's avonds kon men met de bus naar huis; in barakken hoefde men niet te slapen.

<p>Kanaalgravers in de Tolberter Petten, ca. 1928-1938. &ndash; Foto: Groninger Archieven</p>

Kanaalgravers in de Tolberter Petten, ca. 1928-1938. – Foto: Groninger Archieven

Bron:
Wijken en petten. Werkverschaffing in de gemeente Leek 1920-1935, Marina van der Ploeg, ongepubliceerde doctoraalscriptie RU Groningen (2007).