Groningen Stad
1965 tot 1980
Sterke verhalen uit de studententijd: de jaren zeventig in Groningen
Huiskamers met biezen matten, zitzakken en oranjebruine gordijnen. Zelfs voor mensen die lang na die tijd geboren zijn, is het duidelijk dat dit een interieur uit de jaren zeventig van de vorige eeuw moet zijn. In die jaren veranderde er van alles in Nederland en ook in Groningen. De welvaart steeg, de verzuilde maatschappij brokkelde af en jongeren kregen een eigen stem. Wie toen student was, maakte vele veranderingen van dichtbij mee en streed er soms zelf voor. Groningen was de stad 'waar alles gebeurde' en 'je had zo duizend man op de been.' Op 28 oktober 2017 haalde een aantal zestigers herinneringen op aan hun studententijd, onder leiding van Frank den Hollander.

Studenten op de trappen van het Academiegebouw, 1973. - Foto: Persfotobureau D. van der Veen, Collectie Groninger Archieven
Het verhalencafé over studeren in Groningen in de jaren zeventig vindt natuurlijk plaats in de Universiteitsbibliotheek. Nog voor het echte begin van de middag worden er al herinneringen en anekdotes uitgewisseld. Frank den Hollander, medewerker van de UB maar ook bekend als theatermaker en de helft van het duo Rooie Rinus en Pé Daalemmer, praat de middag aan elkaar. Den Hollander: 'Bij een café hoort natuurlijk drank. We hadden wijn en bier besteld, maar de kar met drank is er niet. Nu moeten we ons dus maar concentreren op de inhoud. We jassen alles er doorheen en gaan daarna naar een café!' Instemmend gelach.

Frank den Hollander herinnert zich het slaaphuis tijdens het verhalencafé over het studentenleven in de jaren zeventig. - Foto: Duncan Wijting
Het slaaphuis
Den Hollander trapt zelf af met een paar verhalen over zijn studententijd: 'In 1975 kwam ik naar Groningen om te studeren. Ik kwam uit Middelburg en was ingeloot voor Engels. Mijn ouders vonden het verschrikkelijk. Ze gingen met me mee om een kamer te zoeken en ik moest nette kleren aan, want een goede indruk maken.
De snelweg hield op bij Meppel en daarna reden we in mijn beleving nog uren langs een kanaal, stoplicht na stoplicht. In Groningen parkeerden mijn ouders de auto aan de zijkant van de Der Aa-kerk, waar toen nog parkeerhavens waren. Ook de Vismarkt was één grote parkeerplaats, wat tekenend was voor die tijd.
Daar stonden we en we hadden geen idee hoe we een kamer moesten vinden. We kregen een tip: 'Ga naar café Bommen Berend en wacht daar op de Gezinsbode.' Die kwam in die tijd nog zo'n drie keer per week. En inderdaad, rond twee uur werd de Gezinsbode bezorgd. Er stond een kamer in bij de Bata in de Heerestraat, inpandig en zonder daglicht. Mijn moeder verkondigde dat ze nog liever een paar maanden een hotelkamer betaalde.
Voor het begin van de Keiweek trok ik weer naar Groningen, met een slaapzak in mijn tas. 's Middags meldde ik me bij slaaphuis Druif, waar een overnachting drie gulden kostte. De volgende dag had ik via mijn Keileider een kamer, maar die ene nacht in Druif herinner ik me nog goed. Er lagen meterslange matrassen op de vloer en ik lag naast een rochelende, hoestende zwerver. Ik heb geen oog dichtgedaan. Die zwerver bleek Freek te zijn, een figuur met een baard, laarzen en een iets te strakke overall. Hij liep door de straten en riep heel hard 'Gaswapens!' Hij was ervan overtuigd dat het einde van de wereld nabij was en dat we allemaal door een gasaanval zouden sterven.
Ik luisterde veel naar muziek: Steely Dan en iets later Kate Bush, Elvis Costello en Talking Heads. En Solution natuurlijk en andere Groninger springtij-bands. Het was in die tijd nog zo dat café's langer open mochten blijven als ze live muziek hadden, dus er waren vaak optredens. We hebben Herman Brood eens vier avonden achter elkaar gezien.'

Solution, album uit 1977.
Met de penoze op kroegentocht
Herman Grimme, een van de vrienden van Frank, haakt in: 'Op den duur hadden we wel genoeg van Brood. Die speelde zich echt van deur naar deur.
Ik ging ook veel naar café's. Misschien kwam het doordat ik een kamer had in de Wijert bij een hospita? Begin jaren tachtig heb ik een prachtige kroegentocht meegemaakt met Reintje.
Ik werkte tussen 1980 en 1984 als nachtwaker in het Academisch Ziekenhuis, op afdeling D, waar veel oncologische patiënten lagen. Het was er 's nachts heel rustig; ik las wat, luisterde naar de radio en bracht 's ochtends het ontbijt rond. Maar op een dag was daar Reintje. Hij zag er te gek uit; ik schatte hem in de 50, maar hij bleek 42. Hij had wit haar, een elviskuif en was blind. Reintje bleek van de Groningse penoze te zijn. Hij had een zoon in de gevangenis, een zoon die een taxichauffeur in elkaar had geslagen en een zoon die hoerenpandjes uitbaatte. Hij was altijd heel vrolijk. 'Mag ik ze wakker maken?' riep hij 's ochtends en dan rammelde hij aan de ledikanten. Als ik 's avonds aan mijn dienst begon werd er opeens gekaart en gesjoeld. 'Als ik hieruit kom, gaan wij stappen,' beloofde Reintje mij.
Ik was een keurige atheneumstudent uit Emmen, maar op een dag belde hij. Samen met hem ben ik een nacht op stap geweest naar café's waar ik nog nooit was geweest of waar ik nooit alleen naar binnen had gedurfd. We lieten ons vervoeren per taxi en ik heb geen gulden uitgegeven die avond. Naar Het land van belofte, naar De Coaster en naar Café Damhof, het was als in een vreemde droom. Reintje werd in elk café verwelkomd als vaste gast. Hij was zo trots op zijn kinderen: 'En die jongen, die ken véchten: ze hadden wel acht polities nodig!''

Elmer Spaargaren (links) en Frank den Hollander lachen om de verhalen uit hun studententijd tijdens het verhalencafé. - Foto: Duncan Wijting
De hele Universiteitskrant vol
Elmer Spaargaren was in de roerige jaren zeventig student, maar vooral ook fotograaf. 'Ik ben begonnen in 1970 met de studie Sociale Geografie. Die opleiding was net verhuisd van de Kraneweg naar Zernike, alles was helemaal nieuw. In het eerste jaar had ik W.F. Hermans als docent fysische geografie, maar hij kwam zelf nooit; hij liet een wetenschappelijk medewerker de colleges verzorgen.
Sociale Geografie was een heel populaire studie, want je kon doorgaan voor planologie. Ik heb mijn propedeuse bijna in een jaar gehaald, maar zakte op één vijf. De capaciteit van de opleiding was dertig, maar er zaten 150 eerstejaars in de bankjes.
Fotograferen deed ik altijd al. Op de middelbare school legde ik de schoolreisjes vast met mijn camera; iedereen bestelde foto's na en zo verdiende ik ook nog wat.
Mijn ouders woonden in Zuidlaren en ik ging in Groningen ook al naar de middelbare school. Tussen de middag gingen we dan met de trolleybus naar de V&D, de roltrappen onveilig maken. Ik had als student veel baantjes. 's Avonds laat stapte ik met een heleboel anderen in een bus en werden we naar Hoogeveen gereden, waar we in de Iglofabriek aardappelkroketten moesten inpakken.'
Gineke Balder, destijds student Orthopedagogiek, deed hetzelfde werk: 'Inderdaad, je moest die kroketten eerst van elkaar los meppen, want ze zaten altijd aan elkaar geplakt.'
Spaargaren: 'Toen ik studeerde gebeurde er heel veel in de stad: demonstraties, happenings. Ik was geen lid van een politieke partij en trok me van veel dingen weinig aan. De GSB en drinken interesseerden me niet zo, maar ik fotografeerde wel veel bij protestacties en demonstraties. Als het Academieplein helemaal vol stond, had je al snel zo'n duizend mensen bij elkaar. En het ging snel in die tijd, want iedereen kwam kijken. Soms had je wel een paar duizend man op de been. Het ging overal over: tegen duizend gulden collegegeld, tegen de herstructurering, tegen bezuinigingen, voor meer studentassistenten. In de Universiteitskrant (UK) verschenen veel foto's van mij.'
Den Hollander: 'De UK stond helemaal vol met jouw foto's.'
Spaargaren: 'De UK was toen veel groter, had een veel groter budget. Ik heb niet zo veel gemerkt van de opmerkingen dat de krant een links bolwerk was. Ze waren er wel heel kritisch.'

Demonstratie door studenten en personeelsleden van de Rijksuniversiteit tegen de bezuinigingen van de regering, 1971. - Foto: Persfotobureau D. van der Veen, Collectie Groninger Archieven
De slappe lach in het Politiek Kafee
Eisso Post uit Assen begon in 1974 aan een studie Noors en schakelde over naar Nederlands en Algemene Literatuurwetenschappen. Hij werd al snel lid van de GSb, de Groninger Studentenbond, en was vaak in het Politiek Kafee te vinden. Post schreef in 2008 het boek Slecht weder over zijn herinneringen aan Groningen in de jaren zeventig.
'Ik was eigenlijk linksradicaal, nog linkser dan de GSb. Het Politiek Kafee was een gezellig geheel. Het was elke dag open – We huurden het pand nota bene van Vindicat! – ook omdat we van de koffie-inkomsten politieke avonden konden organiseren. Er kwamen allerlei soorten mensen. Met Vera was het Politiek Kafee de enige plek in de stad waar mensen toegestaan werd te blowen, waardoor de sfeer overdag niet altijd even geweldig was, lekker chaotisch in elk geval. Een meisje moest de telefoon aannemen en kreeg dan de slappe lach. En als ze dan hikkend zat te lachen, pakte iemand anders de telefoon, die prompt ook de slappe lach kreeg en dan kon een derde nog net op tijd zeggen 'met het Politiek Kafee'.
Je had in die tijd de Rote Armee Fraktion en er waren best veel mensen uit de anarchistische hoek die daar sympathie voor hadden, net als voor het Palestina Komitee. Een kameraad van mij, een heel aardige jongen, laten we hem F.W. noemen, is in '79 zelfs gearresteerd voor een poging om paspoorten te stelen tijdens een gewapende overval op het stadhuis. Later is hij wel bekeerd, hoor, en tegenwoordig is hij kunstenaar.'
Post houdt zich in tijdens het verhalencafé: 'Ik kan nog wel uren doorgaan over de jaren zeventig, maar ook anderen mogen het woord hebben. Er is ook een boek van mij verschenen, Slecht weder, waarin ik nog veel meer vertel over mijn studententijd.'
Gerard Reve bediend
Dichter Arjen Boswijk had in de jaren zeventig een studentenbaantje in café Het Pakhuis in Groningen. Het was destijds vooral een kunstenaarscafé, met een gedeelte waar je ook kon eten. Boswijk bediende aan de 'kleine kant', het rustige gedeelte van het café. 'Dat was precies geschikt voor mij, want ik was nerveus en liet alles vallen. Op een avond kwam Gerard Reve binnen. Ik begroette hem en hij zei: 'Ik heb haast, ik moet voordragen ergens in de stad.'
Ik zei: 'Als je haast hebt, moet je de daghap nemen, dat is snel klaar.'
'En,' zei Reve, 'wat behelst de daghap?'
'Turkse kip.'
'Kan dat?' zei hij, 'is dat niet discriminerend?'
Hij was daar samen met Wouter van Oorschot junior en die was dronken, heel vervelend. Maar Reve was vriendelijk en aardig, vooral tegen de ober. Later bleek dat hij me wel een leuke ober vond. Ik heb hem die avond bediend – haha, nee, in het café! – en hij heeft wat voor me geschreven op een papiertje.
Jaren later, na zijn dood, hoorde ik dat er een boek uit was gekomen waarin een hele brief stond over Het Pakhuis. Moedig voorwaarts heette het boek en daarin las ik met rode konen een hele brief over mij. Hij wilde Het Pakhuis kopen; hij wilde er pedofiele politieromans gaan schrijven en hij wilde het gewoon hebben, maar voornamelijk omdat er een aardige ober rondliep die, zo schreef hij, als hij naar meneer Reve keek 'van binnen geheel begon te neuriën.' Ik weet niet hoe hij dat gezien heeft!'

Oud-studenten luisteren naar elkaars verhalen en anekdotes tijdens het verhalencafé over studeren in de jaren zeventig. Geheel links Eisso Post. - Foto: Duncan Wijting
Ontgroening
Frank den Hollander: 'Ik zat als student bij Albertus Magnus. Dat was toen een heel andere club dan nu. Het kloppend hart van de vereniging was de leeszaal. Dat was ook de plek waar geblowd mocht worden, tenminste, als je lid was.
In de leeszaal lagen elke week de Pep, later de Eppo, de Vrij Nederland en andere bladen. Mensen kwamen vanaf zeven uur, kregen koffie en een pennywafel (!) en kwamen echt om boeken te lezen en spelletjes te doen: Risk, Cluedo, klaverjassen.
We organiseerden filmavonden en hebben ook eens een hoor-schimmenspel gemaakt, achter een oud laken. Er kon van alles, het was een heel melige tijd.
Bij Albertus hadden we geen jaarclubs, maar families. Je jaargenoten waren je broers en zussen en de ouderejaars begeleiders waren je ouders. Zo kon je aan de bar staan met je oom of je opa en de alle familierelaties uitpluizen. Ik herinner me hoe we 's nachts gingen kijken hoe het verkeerscirculatieplan in één keer werd geïnstalleerd: allemaal verkeersborden, hekken en omleidingen die midden in de nacht werden aangebracht.
Albertus had toen nog geen ontgroening. We gingen met z'n allen op de fiets naar Appelscha, waar we in de bossen onder leiding van een deskundige twee dagen gingen 'prunus trekken'. Iedereen tevreden.'
Gineke Bakker (studeerde orthopedagogie): 'Ik vond het zo soft. Ik kwam in 1969 aan en ik weet nog dat we gesmeekt hebben om ontgroend te worden. In plaats daarvan ging je op zogenaamde sensitivity training.'
Verpauperde stad en vieze baantjes
Diederik van der Meide, raadslid voor de PvdA in Groningen en oud-directeur van Noorderzon: 'Ik kwam een jaar later aan dan Frank, uit Den Haag. Ik wilde het huis uit en Groningen was lekker ver weg. De introductietijd was me goed bevallen en in 1976 kwam ik hier geschiedenis studeren.
Ik herinner me vooral dat de stad er verpauperd uitzag. De Vismarkt was één grote parkeerplaats en voor de V&D was een groot busstation. Het winkelbestand was oud en er waren veel panden dichtgetimmerd. Er liep een tweebaansweg dwars door het Noorderplantsoen.
Ik vond een kamer in de Haddingestraat, zonder verwarming, en ik kreeg van mijn ouders een kacheltje. En een stuk touw, zodat ik in geval van brand via het dakraampje kon ontsnappen. Maar waar ik dat touw dan aan vast had moeten maken, weet ik ook niet.
Veel studenten hadden in die tijd vaste bijbaantjes, maar ik niet. Ik wilde alleen voor de zomer geld verdienen om op vakantie te gaan. Ik heb allerlei dingen gedaan.
Een mooi baantje was voor de GVB, het gemeentelijk vervoersbedrijf, in de bus zitten om te tellen hoeveel mensen er bij elke halte in- en uitstapten. Daar kon je maar liefst tien gulden per uur mee verdienen.
Het ergste werk dat ik ooit gedaan heb, was bij UT Delfia, een veevoederfabriek. Ik las in die tijd boeken als Ik, Ali van Günther Wallraf en dit baantje had uitstekend in dat boek gepast. Als je op een knop drukte, kwam er 25 kilo veevoer uit een grote silo naar beneden. Daar moest je een zak onder houden en die daarna twee meter verderop op een stapel leggen. Er kwam zoveel stof bij vrij, dat ik na één keer drukken op die knop al ziek was.
Ik heb ook een heel bijzondere baan gehad in het oude RKZ. Dat was toen net leeg komen te staan en er stond een enorme cv-ketel in, die bewaakt moest worden. In een kamer hing een metertje dat niet beneden de acht mocht komen, want dan kon er iets heel ergs gebeuren met de installatie. Er zaten vijf, zes, zeven man alleen maar te letten op dat metertje, en ik dus ook.'

Hemmo Philbert, met hond, gefotografeerd voor de verkiezingen van de faculteitsraad. - Foto: Elmer Spaargaren, 1978
Tussen de goden
Hemmo Philbert kwam in 1975 sociologie studeren in Groningen. 'Ik kwam uit een VVD-gezin in Harderwijk en ik kwam terecht in een stad waar alles gebeurde. Ik ging naar Vera, zag Solution op de Grote Markt optreden en was fan van Max van den Berg, die toen in de gemeenteraad zat.
In het eerste jaar kregen we les van Jacques van Nieuwstad, van Pim Fortuyn, een hele linkse hap. We moesten het Communistisch Manifest van Marx in het Duits lezen en Giddens in het Engels. Ik kreeg ook les van Ger Harmsen in de Heymanszaal. Die kon heel fanatiek vertellen over arbeidersgeschiedenis; nu eens niet de daden van Napoleon maar van de gewone man. Van Pim Fortuyn herinner ik me dat hij héél links was en bloedfanatiek. Je kreeg op je flikker als je je zaken niet op orde had.
Ik vond het allemaal heel spannend en leuk en werd al in het eerste jaar geronseld door de GSb als lid van het bestuur van de subfaculteit. Als eerstejaars kreeg ik allerlei bestuurlijke zaken voor mijn neus. Met acht studenten, zes professoren en tien wetenschappelijk medewerkers beslisten we over de behuizing, het onderwijsprogramma en allerlei andere zaken. Ik vond het als jong broekie prachtig om tussen die goden te verkeren.'
In dienst
Bert Korendijk (1954) begon in 1972 aan studies Rechten en Egyptologie. 'Bij rechten zaten zaten we met 400 eerstejaars in de banken. 'Kijk uw buurman nog maar eens aan, want één van u beide is hier volgend jaar niet meer,' werd er bij het eerste college gezegd.
Het was een roerige tijd, met allerlei acties, protesten en demonstraties. 'De Brauw, ga gauw' en 'Veen ga heen' en 'Gooi Van Agt in de gracht'.
Als mannelijke student hing mij het zwaard van Damocles boven het hoofd: de militaire dienst. Op een kwade dag viel de brief op de mat: 'Gelieve zich op die datum en die tijd te begeven naar daar en daar...' De toon was heel correct, maar op weigering stond de kogel. Twee maanden later brak die verschrikkelijke dag aan. Het was zeven september, ik moest de bus van kwart voor zeven halen. Ik liep onderweg nog eenmaal langs Brugstraat 8 [het verenigingsgebouw van Albertus Magnus] en hoorde daar mijn vrienden vrolijk lachen, joelen en drinken. Ik moest opkomen voor militaire dienst. Ik heb gehuild.'