Pioniersgeest

1815

Van armenzorg naar welzijnswerk

Twee eeuwen geleden was het ongelijk verdeeld in onze regio. Het verschil tussen rijk en arm was groot. Mensen die niet konden werken, zoals de invaliden, zieken, bejaarden en weduwen, waren afhankelijk van armenzorg en bedeling.

Van armenzorg naar welzijnswerk

Een klaverjasmarathon in De Kameleon in de jaren tachtig van de vorige eeuw. – Foto: Streekhistorisch Centrum Stadskanaal

Vaak waren het de kerken die wat turf regelden, de huishuur betaalden of een weekgeld verstrekten. De meeste kerkengemeenschappen hadden hun eigen weeshuizen, gasthuizen en instellingen voor ouden van dagen. De gegoede burgerij deelde voedsel uit, soms gebruikte schoenen of een lap stof. Alle hulp voorzag in de eerste levensbehoeften: eten, warmte en onderdak.

Werken voor je geld

In de tweede helft van de 19e eeuw nam de overheid maatregelen ter bestrijding van de armoede, maar slechts dan als er door de kerken en andere organisaties niet in werd voorzien. Er kwamen wetten als de Armenwet en Kinderwetje van Van Houten uit 1874, de eerste wet die in Nederland een einde moest maken aan kinderarbeid. In diezelfde periode komt het accent van de hulp meer en meer te liggen op volksopvoeding en culturele verheffing en werd gepoogd de 'arbeidzaamheid' aan te wakkeren. In onze regio kwamen armenwerkhuizen, ook vaak weer door een kerkbestuur ingesteld, waarin bedeelden onderdak kregen in ruil voor arbeid. Keien kloppen voor verharding van de wegen, werken in de moestuin, manden vlechten en klusjes bij de elite. Niet alleen de hand ophouden, maar er zinnige arbeid voor verrichten, was de gedachte.

Professionalisering

De geringe overheidsbemoeienis maakte dat welzijnszorg tot na de Tweede Wereldoorlog voornamelijk gefinancierd werd uit private middelen. Donaties aan een oerwoud van stichtingen, instanties en particulieren. Daarnaast waren er de goedbedoelde initiatieven, gericht op lokale problemen. Zo werden er particuliere ziekenfondsen opgericht, naailessen georganiseerd, kinderzorg op poten gezet, groepsmaaltijden bereid of verlotingen gehouden. Zaken die de armoede verzachtten, maar niet oplosten.
Na de oorlog werd het club- en buurtwerk verder uitgebreid. Er ontstonden, naast de al bestaande opleidingen voor maatschappelijk werker, nieuwe opleidingen voor sociaal cultureel werker, vormingswerker, opbouwwerker en sociaal-pedagogisch hulpverlener op hoger en middelbaar niveau. Het welzijnswerk professionaliseerde.

Versnipperd

Maar nog steeds werkten binnen de welzijnszorg verschillende organisaties, onafhankelijk van elkaar, in hetzelfde werkveld. Om Stadskanaal als voorbeeld te nemen: Stichting Opbouw was werkzaam in buurthuizen in Cereswijk en Parkwijk. De jeugd kon terecht bij De Kwinne Stadskanaal of De Kameleon in Musselkanaal. Daarnaast waren Stichting Volwassenenwerk, Stichting Maatschappelijk Werk en Stichting Welzijn Ouderen Stadskanaal actief. Er was sprake van een ingewikkeld financieringssysteem en van afstemming van alle werkzaamheden door de Rijksoverheid of de gemeente Stadskanaal was geen sprake. De invoering van de Welzijnswet in 1987 maakte gemeenten verantwoordelijk voor het eigen welzijnswerk en daarmee was het meteen gedaan met die versnipperde financiering.

Er volgde een grote reorganisatie waarbij de gemeente Stadskanaal zes organisaties in een grote smeltkroes gooide. Samen moesten deze zoeken naar een nieuwe vorm en met veel minder geld verder. Er volgde een moeizaam proces, waarbij deskundigheid gewogen werd en helaas door de inkrimping ook expertise verloren ging. Maar op 1 januari 1988 zag Stichting Welzijn Gemeente Stadskanaal het levenslicht, met drie belangrijke pijlers: Sociaal Cultureel werk, Maatschappelijk werk, Educatie/Werklozen- en Ouderenwerk. Na het uitschrijven van een prijsvraag werd de naam Welstad ingevoerd.

Belangeloos

Regelmatig stond het welzijnswerk onder druk door bezuinigingen. De financiële crisis van 2012 maakte Welstad nog meer afhankelijk van vrijwilligers, maar wat dat betreft was er niets nieuws onder de zon; welzijnszorg is door de eeuwen heen altijd gedragen door mensen die belangeloos vanuit het hart willen bijdragen aan een betere wereld. De organisatie slaagde erin een belangrijk steunpunt te worden voor alle vragen van iedere leeftijdscategorie over gemeentelijke voorzieningen, maaltijdservice, hulp bij het invullen van formulieren of het aanvragen van hulpmiddelen. Maar ook vrijwilligersorganisaties, mantelzorgers en organisatoren van activiteiten kunnen aankloppen voor steun.

Onder de paraplu van Welstad draaien peuterspeelzalen en jongerenwerk naast ouderenzorg, waarmee afgerekend wordt met het imago dat een welzijnsorganisatie iets voor ouderen is. De organisatie zelf weet zich beschut onder de paraplu van Stichting Tinten en werkt samen met andere vergelijkbare instanties in buurgemeenten om steun en kennis nog toegankelijker te maken, in de digitale wereld van tegenwoordig. Het vroegere 'zorgen voor' is veranderd in 'zorgen dat'. Van brood en turf naar zelfontwikkeling en zelfredzaamheid, van armenzorg naar modern welzijnswerk.

<p>Welstad neemt nieuwe warme maaltijdcassettes in gebruik, die hier aan enkele cli&euml;nten worden uitgereikt. - Foto:&nbsp;Streekhistorisch Centrum Stadskanaal</p>

Welstad neemt nieuwe warme maaltijdcassettes in gebruik, die hier aan enkele cliënten worden uitgereikt. - Foto: Streekhistorisch Centrum Stadskanaal

Naar aanleiding van dit artikel is Jan Lafeber, voormalig directeur van Welstad, de archieven ingedoken. Na intensief speurwerk is als oprichtingsdatum 29 juni 1987 boven water gekomen. Welstad heeft 2018 tot jubileumjaar uitgeroepen; de stichting viert haar 30-jarig bestaan. Hier zal in de loop van dit jubileumjaar, zowel intern als extern, door middel van publiciteit en activiteiten aandacht aan worden geschonken.

Met dank aan: Coen Ronde (St. Tinten Training & Advies); Jan Lafeber (voormalig directeur); Nel Kruit (directeur Welstad)