Grensland

1940 tot 1946

Oude Pekela: over de oorlog, maar vooral over daarna

'De Binding' in Oude Pekela huisvest onder andere een dorpshuis, bibliotheek, sportzalen en vergaderruimtes. En een tijdelijke tentoonstelling over het verzet tijdens de Tweede Wereldoorlog. In de vitrines portretten van ernstige mannen en vrouwen die de oorlog niet overleefd hebben, een breiwerk dat werd opgestuurd naar de gevangenis waar een verzetsstrijder zich bevond en beschilderde glasplaatjes met bemoedigende teksten. Voor een aantal Pekelders zijn dit de herinneringen waar ze dag in dag uit mee leven. “Het staat op je netvlies gebrand. Het gaat er nooit meer af.”

Oude Pekela: over de oorlog, maar vooral over daarna

NSB'ers worden na de oorlog te werk gesteld. - Foto: Fokko Bolt, www.beeldbankgroningen.nl (1785-21928)

Frits Sanders (1931) verloor zijn broer Abel in de oorlog. Abel werd drie dagen voor de bevrijding samen met negen anderen in Bakkeveen geëxecuteerd door de SD. Sanders: “Een paar jaar geleden ben ik bezig geweest met het oprichten van een monument voor de verzetsstrijders van Oude Pekela. Er zijn hier geen herdenkingsplaatsen, alleen enkele Stolpersteine. In de dorpen om ons heen zijn de verzetsmensen geëerd met straatnamen: Beerta, Winschoten, Nieuwe Pekela. Maar hier hebben we niets. Ik, samen met nog een paar anderen, wilde een monument met de namen van de weggevoerde joden en de verzetsstrijders erop, maar de gemeente heeft dat tegengehouden.” Sanders kan zich er behoorlijk kwaad om maken.

Abel Wieske (1936), zoon van verzetsman Jacob Wieske, licht toe: “Er zijn hier veel verzetsmensen geweest met een communistische achtergrond. Die zijn na de oorlog doodgezwegen. Er heerste direct al een tweespalt tussen de PvdA en de CPN, en in feite bestaat die nog. De CPN'ers, de communisten, wilden de Duitse bezetters weg hebben, met geweld desnoods. Maar met geweld roep je geweld op. Dat stuitte de PvdA'ers tegen de borst, maar ze hebben in deze zaak de plank misgeslagen.”

<p>De rouwstoet bij de begrafenis van Abel Sanders op 23 april 1945. - Foto: collectie Groninger Archieven</p>

De rouwstoet bij de begrafenis van Abel Sanders op 23 april 1945. - Foto: collectie Groninger Archieven

Politiek gevoelig

In Oude Pekela zijn wel oorlogsmonumenten, maar op geen ervan staan namen van gevallenen. Volgens de aanwezigen ligt de communistische achtergrond van een aantal verzetsstrijders nog altijd gevoelig bij de huidige gemeenteraad, en is dat de reden waarom er niemand met naam en toenaam wordt geëerd. Geert Begeman (1926) vertelt over het monument aan de Burgemeester van der Weringstraat: “Daar stond vroeger een huis, maar daar is een bom op gevallen. Ik had het mooi gevonden als de namen van die slachtoffers op de gedenksteen hadden gestaan, maar nu staat er alleen: 'Gedenkt hen die vielen in de strijd voor vrijheid en recht'. De mensen van nu weten niet meer wat er toen gebeurd is, maar zonder namen kunnen ze ook niet op zoek gaan naar de verhalen.”

Al snel na de oorlog verschenen er boeken waarin het verzet werd beschreven, maar ook dat gebeurde vaak zonder al te veel persoonlijke details. Bettie Jongejan van het OVCG legt uit dat de schrijvers toen vaak wat terughoudend waren in het vrijgeven van allerlei informatie. “Ze wilden de mensen misschien niet te veel benoemen. En sommigen zijn misschien expres buiten de herinnering gehouden.” Jongejan doelt op de communisten.

Hilly Wieske (1938) kan dat beamen. “In de jaren na 1945 was een communist pro-Russisch, en Rusland dat was de vijand. Er zijn heel veel mensen geëmigreerd, alleen maar omdat ze bang waren voor de Russen.” Begeman: “Ik heb altijd gezegd: je moet nooit ergens lid van worden. Mensen die voor de oorlog toevallig op de NSB stemden of op de CPN, of zomaar Joods waren… ineens bepaalde dat alles, je hele leven.”

Joden

Van de Joodse gemeenschap in Pekela hebben negentien leden de oorlog overleefd. Twee van hen kwamen terug naar het Oude Pekela. Fokko Martena (1932): “Dat waren de broers Alfred en Robert van der Zijl. Ze waren veehandelaren en na de oorlog moest ik eens op hun koeien passen. Een van de twee zei tegen mij dat ik die ene koe maar eens moest melken. Voordat ik het wist, lag ik aan de andere kant van de schuur. Dat was een jeudenstreek.”

De Joden die terugkwamen, werden niet met open armen verwelkomd. Hilly Wieske was te jong om het zelf te zien, maar ze herinnert zich een verhaal van haar moeder. “Zij vertelde hoe iemand schoenen had bewaard van Joodse gezinnen. Na de oorlog kwamen ze terug en het ene gezin kreeg alle rechter- en het andere gezin alle linkerschoenen. Jeudenstreken waren dat. Misschien vonden ze het vervelend dat ze weg moesten uit de huizen die in de oorlog door de Joden waren verlaten.”

Martena: “Ik herinner me hoe ik in de oorlog met de zoon van de Joodse familie Van Zanten speelde. Hij had geen knikkers meer. 'Jij mag mijn ster, mag ik dan jouw knikkers?' vroeg hij. Later heb ik gezien hoe ze werden weggevoerd.”

Ook Gretha Schuurman was getuige van een razzia. “Ik zat bij de dominee, samen met ongeveer twintig andere meisjes, want het was catechese. Plotseling kwam de domineesvrouw in paniek het huis binnen om te vertellen dat er allemaal Duitse soldaten voor het huis stonden. De dominee liep weg en zei dat we binnen moesten blijven. We hadden geen idee wat er aan de hand was, maar korte tijd later werden we door de Duitsers naar buiten gejaagd. Later zag ik hoe de oude slager Salomon Stoppelman en zijn vrouw Kaatje in een auto werden weggevoerd. Ze hadden ondergedoken gezeten bij de dominee op zolder.”

Het echtpaar Stoppelman werd verraden. “Een paar jaar geleden heb ik dit verhaal ook voor de televisie verteld, en toen aarzelde ik ook om de naam te noemen van de verrader. Mijn dochter zei dat ik het niet moest doen, maar aan de andere kant wil je toch de herinnering levend houden. Iedereen wist overigens dat het Smit was. Hij was een dubieus figuur en heeft na de oorlog nog jaren in Westerbork geïnterneerd gezeten. Zijn achterkleinzoon heeft contact met mij gezocht, omdat hij zich zo schaamde voor het feit dat zijn overgrootvader Joden had verraden.”

Spijt

Verraad gebeurde soms weloverwogen, maar vaak ook impulsief, legt Willy van der Schuit uit. Zij heeft de verzetstentoonstelling in Oude Pekela samengesteld en vertelt over het verraad van slager Adolf Lukken, die onder andere vlees bezorgde bij onderduikers. “Op een dag in 1943 vroeg een bekende uit de straat hem om vlees zonder een distributiebon. Hij weigerde, want het vlees was bestemd voor anderen. Daarna werd hij verraden.” Van der Schuit: “Die vrouw heeft hem verraden uit jaloezie, want zij kreeg dat vlees niet. Maar nog jarenlang barstte ze in tranen uit, elke keer als ze iemand zag van de familie Lukken. Ze had vreselijke spijt.”

Ook NSB'ers betuigden later spijt. Wieske: “We woonden tussen NSB-boerderijen in. Maar als er wat was, kwam onze buurman altijd waarschuwen. 'Ga vanavond maar even weg!' Dan kwam er een razzia of huiszoeking van de nazi's. Een ander was mensenjager [iemand die onderduikers en verzetsleden aangeeft voor een premie], maar in de Pekela's heeft hij geen mens kwaad gedaan. Hij ging naar Kiel-Windeweer en Wildervank. Hij heeft vreselijk veel spijt gehad van zijn daden en zijn lidmaatschap van de NSB.”

De NSB'ers en verraders werden stevig gestraft. Hilly Wieske: “Ze werden naar het Bernardhuis gebracht, waar nu een verzorgingshuis staat. Ze werden bespuugd, geslagen en een joelende menigte liep er achteraan. Als kind keek je, maar je wist dat het vreselijk was.”

In kamp Westerbork werden veel van de 'foute' Nederlanders geïnterneerd, soms jarenlang. Abel Wieske: “Siem Kuiper was een beest tijdens de oorlog. Iedereen in Oude Pekela was bang als hij en zijn maat in de buurt waren, vooral als ze jenever op hadden. Maar later was hij een schaap. Er was geen bravere burger in Oude Pekela. Hij heeft jaren in een kamp gezeten.”
Wieske gaat verder: “Burgemeester Heeg, ook een NSB'er, heeft na de oorlog ooit geklaagd tegen mijn vader dat hij te zwaar gestraft was. Mijn vader heeft toen gezegd: 'Wees maar blij dat ik je niet heb berecht!'”

Na de oorlog moesten de bewoners van Oude Pekela een manier zien om met elkaar verder te leven. Sanders: “De sentimenten speelden ook na de oorlog nog een rol, maar ze verflauwden. De politieke tegenstellingen bleven langer overeind dan de wrok tegen de NSB'ers.”

Direct na de oorlog werden er geheimen onthuld: wie waar onderdoken had gezeten en wie onderduikers in huis had gehad. Maar veel mensen vertelden niet zo gemakkelijk over hun activiteiten voor het verzet. De vader van Abel Wieske was schilder en drogist, maar ook lid van verschillende verzetsgroepen. “Ik had niet door dat mijn vader illegaal werk deed. Hij deed het heel onopvallend: hij bracht op klaarlichte dag bonkaarten rond, verstopt in lege verfblikken. Pas na de dood van mijn moeder, in 1974, begon hij te vertellen. Elke zondag kwam hij na kerktijd bij ons op bezoek. Hij dronk dan twee koffie, twee borrels en vertelde anderhalf uur lang. Toen heb ik pas gehoord wat hij allemaal had meegemaakt.” Wieskes vrouw Hilly vult aan: “Maar dat was vooral omdat jij bleef vragen.”

De ouders van Abel Sanders wisten ook niets van de illegale activiteiten van hun zoon. “Toen hij op 15 maart 1945 terug wilde gaan naar Groningen, zei mijn moeder nog wel: 'Jongen, blijf nou hier, het is je verjaardag.' Maar hij wilde terug. Diezelfde avond is hij opgepakt.”
De man van Gretha Schuurman (1929) zat jarenlang ondergedoken: “Hij vertelde ook nooit wat. Hij wilde alles vergeten.”
Wieske: “Dat zijn de besten voor verzetswerk. Zij houden hun mond.”

Herinneringen

In Oude Pekela worden veel educatieve projecten georganiseerd om de herinnering aan de oorlog levend te houden bij de schooljeugd. Dat leidt soms tot verrassingen. Willy van der Schuit: “De kleindochter van verzetsmensen Hendrik en Martha Wiekens had een project op school, en plotseling kwam haar oma aanzetten met een doosje. De moeder van het meisje was stomverbaasd, want zij had al die jaren niets geweten.”

Abel Wieske: “Ik heb al verschillende keren verteld op scholen. Het leeft bij de jeugd nog wel. Ik ben eens een klas binnengegaan met de opdracht om een half uurtje te vertellen. Het werd de hele middag!”

Begeman heeft zijn herinneringen, aan zijn jeugd en dus ook aan de Tweede Wereldoorlog, in boekjes opgeschreven. “Oorlog is onzin, waanzin. Je koopt er de mensenlevens niet mee terug. Direct na de bevrijding moest ik in dienst, naar Indië: vijf jaar!” Begeman sluit de middag af met het voorlezen van een gedicht:

Tien jaren gingen heen

Tien jaren gingen heen
onder abnormale omstandigheden.
Vijf jaar oorlog en bezetting,
daarna andere voorzienigheden.

Net in de jeugd en de jongerenjaren
een weg zoekend naar volwassenheid
komt, hoe zal ik het verklaren,
een plotseling lange tropentijd.

Als alles achter de rug is
na ontbering en avontuur,
is heelhuids thuiskomen fijn.
Het is even wennen
als alles anders blijkt te zijn.

Geert Begeman

De Tweede Wereldoorlog heeft het leven van iedereen die deze tijd heeft meegemaakt, blijvend beïnvloed. De herinneringen zijn er altijd en liggen vers in het geheugen. Abel Wieske: “Het wordt gewoon een film.”
Gretha Schuurman: “Alles staat op je netvlies gebrand.”
Fokko Martena: “En het gaat er niet weer af.”

<p>&#39;Liever dood onder &#39;t laatste huis, dan leven onder &#39;t (hakenkruis)&#39; staat er op de bevrijdingsboog in Oude Pekela. - Foto: collectie Groninger Archieven</p>

'Liever dood onder 't laatste huis, dan leven onder 't (hakenkruis)' staat er op de bevrijdingsboog in Oude Pekela. - Foto: collectie Groninger Archieven

Collectie Groningen: het zakboekje van een verrader