Groningen Stad

1945

Verhalen op WinterWelVaart 2015

Tijdens het nautische festival WinterWelVaart, dat in 2015 in het het weekend voor kerst plaatsvond aan het Hoge en Lage der A in Groningen, organiseerde De Verhalen van Groningen een aantal verhalencafés. De bijeenkomsten in het Pomphuisje werden druk bezocht door enthousiast publiek.

Verhalen op WinterWelVaart 2015

WinterWelVaart 2015. - Foto: Knelis

Het Pomphuisje aan het Kleine der A kent zelf ook een interessante geschiedenis. Sinds 1873 werd het gebruikt om water uit de rivier de Aa via ijzeren buizen naar het hoogst gelegen deel van de stad te pompen. Op de weg terug naar de lager gelegen delen spoelde het water de riolen schoon. Tot 1907 werd de pomp aangedreven door een stoommachine, daarna werd deze vervangen door een elektrische pomp. Toen het schoonspoelen in 1926 overbodig werd, nam de brandweer de pomp over om deze te gebruiken voor het vullen van ondergrondse bluswaterreservoirs. De pomp en de reservoirs raakten al lang geleden in verval en de waterinlaat van de Aa werd dichtgemetseld.

Vrijdagavond: muziek

WinterWelVaart 2015 was zonnig en zacht; perfect weer voor een wandeling langs de schepen. In het Pomphuis startte het verhalencafé op vrijdagavond met een aantal vertellers die Groningse sagen en volksverhalen ten gehore brachten. Daarna was het de beurt aan zanger Hans van der Lijke uit Veelerveen. “Pas na mijn veertigste heb ik voor het eerst een gitaar aangeraakt, maar inmiddels maak ik al wel zo'n dertig jaar muziek.”

Van der Lijke begeleidt zichzelf op de gitaar en zingt Groningstalige liedjes, waarvan er een aantal over vroeger gaan. Onder t asfalt gaat over herinneringen aan de jaren vijftig, die nu allemaal “onder een dikke laag asfalt verdwenen zijn.” Van der Lijke vertelt en zingt over de vier “petroliestellen op n riegje” die zijn moeder in de keuken gebruikte voor het koken. En over het gemak, waar je “van olle kranten schietpapier most scheuren”. Hij krijgt de lachers op zijn hand wanneer hij even later vertelt dat zijn moeder daar eens een Elisabethbode had neergelegd (een christelijk tijdschrift), maar “die wilde niks aannemen van wat ik kwijt moest.”

Tussen de liedjes door is er wat ruimte voor reacties van toehoorders. “Ja, de jaren vijftig! Wij gingen éénmaal per week in de tobbe, in de woonkamer bij de kachel. Allemaal in hetzelfde water.” Van der Lijke beaamt dat dit ook bij hem thuis gebeurde, maar bij zijn vrouw, die uit een gezin van 12 kinderen komt, zal het water tussendoor wel eens zijn ververst, speculeert hij.

De ongelukkige schipper

Na afloop van het optreden van Van der Lijke zijn er nog drie verhalenvertellers die sagen en legenden vertellen. Groot is de verbazing als er daarna uit de toehoorders plotseling een man opstaat, die over zijn familie begint te vertellen. Erik Schaap (1952), woonachtig in de Stad, verhaalt over een zijner voorvaderen: een ongelukkige schipper.

“Mijn vader kwam uit Ol Pekel, maar mijn voorvaderen uit Stadskanaal. Ze hadden allemaal nogal een obsessie voor geld: ze gaven ofwel niets uit, ofwel alles wat ze hadden. Als we op bezoek gingen bij een oude tante, konden we na een uur voorzichtig eens vragen of ze ook thee voor ons had.
Een andere voorvader voer op de Oostzee. Hij was een zuinige reder-kapitein, maar zijn vrouw had het nogal hoog in de bol. Zij vond dat ze er goed gekleed bij moest lopen en ondernam regelmatig tochtjes naar de Stad waar ze nieuwe kleren kocht en zich opdofte. Ze voelde zich te goed om de vaat te doen. Elke dag gooide ze de vuile afwas in de 'wijk' achter het huis en elke dag kocht ze een nieuw servies.
Haar man kwam terug van een reis en werd geconfronteerd met stapels en stapels rekeningen. Hij had niet genoeg geld om alles te betalen en moest weer een reis maken om geld te verdienen. Van deze reis is hij nooit teruggekomen; hij sloeg overboord. Maar men fluistert dat hij zelf gesprongen is, om zo te ontsnappen aan zijn financiële ellende.
Bij ons in de vensterbank staat nog een theeservies dat oorspronkelijk uit Sint-Petersburg komt; het jaartal 1881 staat er nog in. Maar dit verhaal is het enige wat rest van het familiekapitaal!”

Zondagmiddag: die jaren vijftig!

Het verhalencafé van zondagmiddag wordt weer omlijst door vertellers die volksverhalen en legendes delen met het massaal aanwezige publiek. Spreekstalmeester Harry van der Klei neemt de aanwezigen vervolgens mee op een reis terug in de tijd. Hij doet dat vooral met behulp van voorwerpen: een busje Buisman voor in de koffie, een houten garenklosje met vier spijkers erin (om te 'klossiebreien' of punniken) en een ansichtkaart van Romy Schneider als keizerin Sissi. Het “O ja!” is niet van de lucht.

Ook geuren spelen een belangrijke rol bij Van der Klei. “In de winter aten we geen komkommers of tomaten, maar kolen, wortelen en ingemaakte groenten. Ik herinner me nog het vat met snijbonen en vooral de geur die daar afkwam. Elke week moest je het doekje en de steen schoonmaken die de snijbonen onder het vocht hielden. Daar groeide van dat proeksel op, een viezige drab.” Een dame uit het publiek herinnert het zich ook. “Snijbonen, die aten we altijd met kerst: dat was een feestmaal!” Van der Klei corrigeert: “Het was traditioneel nieuwjaarseten.”

Jan de Roos

Van der Klei heeft ook een boekje meegenomen over Jan de Roos, de bekende straatzanger die in de jaren vijftig, zestig en zeventig optrad in Stad en Ommelanden en vraagt wie er nog iets over hem weet. De herinneringen zijn legio: “Hij kon ongelofelijk kwaad worden, vooral als je hem kopergeld gaf. Hij vond zichzelf minstens zo goed als een operazanger en accepteerde geen stuivers.” Een ander imiteert De Roos, die zijn onafscheidelijke wandelstok steeds hoger hief naarmate hij hogere noten zong.

Van der Klei oogst ook veel bijval als hij begint over de televisie. “Elke dinsdag de Bonte Dinsdagavondtrein!” en “Tante Hannie zwaaide altijd aan het einde van de programma's.” Een dame vertelt: “Er waren mensen die in hun zondagse kleren voor de tv gingen zitten, omdat ze dachten dat de mensen in de tv ook naar hen konden kijken!”

Naamsverandering?

Na afloop blijft Gonneke Bonting nog even zitten. Ze vraagt of iemand iets weet over het woonschip waar ze sinds 2010 op woont. Zelf kent ze ook enkele verhalen over de Hoop doet leven, die aan de Hoornsedijk ligt. “Het schip is bijna honderd jaar oud. Ze is een keer met vijf meter verlengd en toen kwam er ook meteen een motor in. De toenmalige eigenaar wilde de naam wijzigen in De Verandering. Maar het bijgeloof wil dat een naamsverandering ongeluk brengt. De man heeft zijn portie wel gehad: de motor is ontploft en zijn vrouw is bij hem weggelopen. Toen ik het schip kocht, mocht ik gratis de naam veranderen. Nou, ik keek wel uit!”